Met de term ‘economisme’ vatte Jesse Klaver in zijn boek De mythe van het economisme vorig jaar het onbehagen samen over het heersende economische systeem, dat wordt getekend door rendementsdenken en efficiëntie. Het onbehagen heerst niet alleen bij GroenLinks; we zien het ook terug in de Maagdenhuisbezetting, in de protesten tegen het TTIP-handelsverdrag, en in het succes van het werk van Piketty. Het onbehagen is een aanklacht tegen de economische rationalisatie van politieke idealen, tegen de neoliberale heiligheid van de markt en tegen het new public management van cijferfetisjisme en wantrouwen. Zo’n economie laat weinig ruimte voor politieke idealen die buiten dit stramien vallen. Vriendschap, kunst, schoonheid, natuur, vrijheid: hoe waardeer je dat in een economistische maatschappij?

Letters die het woord 'archief' vormen
Woordbeeld archief

Klaver agendeert een zoektocht naar alternatieve benaderingen, maar biedt deze nog niet. Jasper Blom, directeur van het wetenschappelijk bureau van GroenLinks, stelde vorig jaar in de Helling voor om de term ‘ecologisme’ nader uit te werken, als kader voor in elk geval de groene kant van het GroenLinkse idealenspectrum. In deze Helling suggereert Dirk Holemans de term ‘veerkracht’ als alternatief frame voor GroenLinks, om weerwerk te bieden tegen andere dominante frames.

Veerkracht is een concept dat kan helpen om concreet handen en voeten te geven aan een ideologie die duurzaamheid als belangrijkste waarde hanteert. We verkennen in deze bijdrage in hoeverre de term ‘veerkracht’ kan bijdragen aan een kritische reflectie op – en uiteindelijk een versterking van – de GroenLinkse idealen.

Buffers

Waar de nadruk ligt op efficiëntie en productiviteit gaat vaak iets van waarde verloren. Massaproductie leidt niet zelden tot homogeniteit en eenvormigheid, ten koste van diversiteit en variatie. Dat in zichzelf kan al voelen als een onaanvaardbaar verlies, maar het heeft ook concrete gevolgen: de veerkracht komt onder druk te staan. Vanuit de ecologie weten we al langer dat monocultuur en hoge ecologische efficiëntie een ecosysteem kwetsbaar maken, tot het punt waarop het systeem al bij de geringste verstoring instort (Gunderson en Holling 2002). Dat geldt niet alleen voor ecologische systemen: het snelle verval van de financiële sector in 2007-2009 had veel te maken met een ingebouwde kwetsbaarheid als gevolg van sterke netwerkverbindingen en door eenvormige bedrijfsstrategieën. Op vergelijkbare wijze geldt dit ook voor de euro als gezamenlijke munt: intense samenhang en eenvormigheid leiden tot een kwetsbaarder systeem, omdat de delen elkaar niet ongemoeid laten.

Tegenover kwetsbaarheid staat veerkracht: het vermogen van een systeem om verstoring te doorstaan en na die verstoring terug te keren naar het oude, gezonde niveau, of om verstoringen te absorberen en als systeem min of meer onaangedaan te blijven.

Veerkracht legt de nadruk op een zekere buffercapaciteit, adaptief vermogen en redundantie. Een veerkrachtig systeem kent lossere verbindingen, een grotere diversiteit en minder directe afhankelijkheden binnen het systeem. De gezondheid van een veerkrachtig systeem wordt niet bedreigd als één onderdeel slecht functioneert of wegvalt, of als het tijdelijk even minder gaat.

Monsanto

Veerkracht is van essentieel belang voor de houdbaarheid van complexe systemen. Dat geldt met name voor systemen waarvan we fundamenteel afhankelijk zijn, zoals de voedselvoorziening. Tegelijkertijd biedt de noodzaak om de hele wereld van voedsel te voorzien, prikkels om de opbrengst per hectare te maximaliseren en daarmee ecologische buffers te verzwakken.

De maximalisatie van opbrengsten in de voedselproductie brengt ecologische en economische risico’s met zich mee. Op ecologisch gebied hangt de kwetsbaarheid samen met de lage verscheidenheid aan gewassen, die bovendien in monocultuur verbouwd worden. Op economisch gebied zien we in de hele productieketen dat er sprake is van schaalvergroting, marktconcentratie en afnemende marges. Een voedselvoorziening die afhankelijk is van één of enkele partijen loopt echter grote risico’s. Monsanto is een duidelijk voorbeeld. Door patenten aan te vragen op gewassen monopoliseert Monsanto de markt voor gewassen en maakt het boeren afhankelijk van Monsanto-zaden. Naast de resulterende rem op innovatie, de hoge kosten voor boeren en de gevoelde onrechtvaardigheid over de agressieve werkwijze van Monsanto, zien we hierdoor ook een toename van de – ecologische én economische – kwetsbaarheid van het voedselsysteem als geheel.

“Wie maatschappelijke problemen bekijkt vanuit het perspectief van veerkracht, komt tot heel andere verhalen dan de gebruikelijke,” stelt Holemans. De nadruk ligt dan op elementen als diversiteit, adaptief vermogen en samenwerking. In de huidige turbulente tijden zou het kunnen helpen om tegengas te geven tegen het neoliberale, economistische discours, dat is gericht op homogenisering en het vernietigen van buffers. De positie van Monsanto in het voedselsysteem geeft ons een handvat voor kritische reflectie, niet alleen als afzonderlijke casus, maar ook als illustratie voor een breder systeemperspectief. Voor GroenLinks kan die beschouwing nieuwe woorden geven aan bestaande idealen. We zien de volgende invalshoeken.

Één paard

Ten eerste biedt het begrip veerkracht nieuwe inzichten om kritisch te zijn op machtsposities en machtsconcentraties. GroenLinks is vanouds wantrouwig tegenover machtige partijen, vanwege het gevaar van uitbuiting en machtsmisbruik. Macht hoeft echter niet noodzakelijkerwijs tot misbruik. Een veerkrachtperspectief laat zien dat ook een concentratie van macht in de handen van een rechtvaardige machthebber risicovol is: alle macht op één plek maakt het systeem als geheel kwetsbaar voor uitval. Zelfs onder de beste omstandigheden is er dus goede reden om niet slechts op één paard te wedden.

Als we dit inzicht toepassen op de voedselproductie, dan hoeven we ons dus niet eens af te vragen of de methodes van Monsanto nu wel of niet ethisch verdedigbaar zijn, om toch de marktpositie van het bedrijf ter discussie te stellen. De afhankelijkheid van één of enkele bedrijven maakt ze too big to fail, waarmee een essentieel systeem als de voedselvoorziening te kwetsbaar wordt. En falen van grote bedrijven is niet ondenkbaar: denk aan Parmalat, Enron, Fortis en onlangs nog V&D. Het verval van zulke grote bedrijven gaat doorgaans gepaard met grote verstoringen en brengt een forse aanslag op publieke middelen met zich mee. Monsanto hoeft bovendien niet eens om te vallen om de kwetsbaarheid van het voedselsysteem aan te tonen. Een hardnekkige ziekte in één van Monsanto’s gewassen kan al forse gevolgen hebben voor het mondiale voedselsysteem.

Fundament

Ten tweede, en voortvloeiend uit het eerste punt, heeft het begrip ‘veerkracht’ het potentieel om een positief weerwoord te bieden tegen de economistische benadering. Veerkracht als criterium voor het beoordelen van systemen is een bindende factor tussen groene, linkse speerpunten als zelfbeschikking, diversiteit, experiment en een plattere machtsverdeling. Zo’n benadering stuurt weg van homogeniteit, het opsouperen van buffers en het voeren van een strak stramien. Een veerkrachtig systeem heeft baat bij pluraliteit en diversiteit. Om daartoe te komen moet er ruimte zijn voor experimenten – voor trial and error, en dus voor de mogelijkheid om te falen – zonder dat daarmee het systeem direct in een kritieke situatie belandt (Harford 2011). Voor het voedselsysteem betekent dat, onder andere, een grotere diversiteit van zowel gewassen als voedselproducenten en –aanbieders.

Veerkracht kan zo dienen ter aanvulling en verrijking van de wat sleetse term ‘duurzaamheid’. Duurzaamheid geeft een ideaal weer: een systeem dat kan voortduren. Op beleidsniveau heeft GroenLinks doorgaans voldoende suggesties: voor windmolens, tegen kolen; voor fietspaden, tegen asfalt voor auto’s. Veerkracht biedt echter aanknopingspunten voor een rijkere visie op systeemniveau. Het concept maakt concreter en inzichtelijker waar een duurzaam systeem bij gebaat is: diversiteit, experiment, buffers en een evenwichtiger verdeling van de macht. Veerkracht legt daarmee een steviger fundament onder een groene ideologie.

Experimenteren

Veerkracht is in zichzelf geen garantie voor ecologische houdbaarheid. Zo zijn fossiele brandstoffen een betrouwbare en robuuste fundering onder onze economie – een bijzonder veerkrachtig systeem. Door de nadruk op stabiliteit, die voortvloeit uit het toepassen van het idee van veerkracht, kan het dus lijken alsof veerkracht samenhangt met conservatisme. Hoe kan veerkracht dan toch een concept zijn dat helpt om een positief verhaal te formuleren over transitie en verandering?

Veerkracht en transitie zijn samen te brengen als we uit het idee van veerkracht lessen trekken voor het soort verandering dat wenselijk is. We lieten al zien dat het probleem van machtsconcentraties sterk samenhangt met de kwetsbaarheid van het systeem als geheel. We gaven ook al aan dat experimenteren en de ruimte om te falen belangrijk zijn voor een veerkrachtig systeem. Dit wijst ons in de richting van het soort verandering dat nodig is: een verandering die op verschillende plekken, met verschillende methodes wordt nagestreefd. Een groot, homogeen, van boven opgelegd transitieplan zou een risico vormen voor de veerkracht van het nieuwe systeem.

Dit klinkt misschien onbevredigend voor wie groene ambitie heeft en vaart wil maken met de transitie naar een meer duurzame samenleving. Voor de energietransitie, de verduurzaming van het mondiale voedselsysteem of de aanpak van klimaatverandering zijn er echter geen eenvoudige silver-bullet-oplossingen. Als we ons laten informeren door het idee van veerkracht, verschuift het sturingsperspectief van een ingenieursmodel, waarbij de overheid aan het stuur zit van goed gecoördineerde maatschappelijke veranderingen, naar een meer ecologisch model, waarin de overheid randvoorwaarden schept en aanjager is van een bredere en meer stapsgewijze verandering.

Moreel realisme

Als we dit inzicht serieus nemen, opent het veerkrachtperspectief een vat vol nieuwe mogelijkheden, een geheel nieuw perspectief op sturing, verandering en transitie. Een veerkrachtige samenleving is dan geen utopie voor de toekomst, maar een Leitmotiv voor handeling in het heden. Veerkracht is een vorm van moreel realisme: het is geen kwestie waar je voor of tegen moet zijn, maar een kwestie van een verstandige verhouding tot de wereld om ons heen. Een tweede element uit het vat vol mogelijkheden is het brede actieperspectief dat er uit voort komt: we can all contribute. Veerkracht is niet iets van de overheid of van politici, maar iets van ons allemaal. Dat geeft een grote eigen verantwoordelijkheid, maar het geeft ook enorme kansen en handelingsperspectief. Het zijn onze eigen experiments in living die bij kunnen dragen tot een veerkrachtiger samenleving.

Dit perspectief past bij GroenLinks, een partij die ideologie en realisme wil combineren, een partij ook die nadruk legt op individuele handelingsvrijheid, maar binnen de kaders van grotere publieke waarden en belangen. GroenLinks is altijd wars geweest van de botsing der grote utopieën en benadrukt veel liever de centrale waarden als uitgangspunt voor maatschappelijk handelen. Dat zijn waarden als tolerantie, duurzaamheid, gelijkheid en solidariteit. Met de term veerkracht krijgen juist deze waarden een grotere conceptuele inhoud.

Literatuur

Jasper Blom, ‘De toekomst van links is groen’, de Helling 28, 3 (2015), 16-19.

L.H. Gunderson en C.S. Holling, Panarchy. Understanding transformations in human and natural systems. Washington D.C.: Island Press 2002.

Tim Harford, Adapt. Why success always starts with failure, Londen: Abacus 2011.

Jesse Klaver, De mythe van het economisme, Bezige Bij: Amsterdam 2015.