Je moet begrijpen waarom de aanhangers van het bestaande systeem zo godsgruwelijk effectief zijn in het rechtvaardigen ervan. Pas dan weet je welke taal nodig is om haar te bestrijden. Pas dan kun je een politieke strategie (beter: een politieke houding) vinden die zich moedig en standvastig geheel contra het bestaande denken keert.

De grote ondemocratische overheid 

Historicus Quin Slobodian beschrijft in zijn boek Globalists het ontstaan van het huidige, neoliberale verhaal.(1) Het is een verhaal dat is gebouwd rond het idee een almachtige onzichtbare markt, wiens uitkomsten per definitie rechtvaardig en efficiënt zijn. Over die juistheid is geen discussie mogelijk: de markt openbaart de waarheid via haar concurrentie- en prijsmechanismen.

In het publieke debat blijft vaak onderbelicht dat de bedenkers van dit verhaal - Friedrich Hayek en andere intellectuelen - hier al vanaf de jaren 30 aan werkten. Ze zagen in die jaren een opkomst van het Keynesianisme en de emancipatie van democratische massa’s.

Dit waren ontwikkelingen die volgens hen haaks stonden op de vrije marktwerking en daarmee het kapitalisme als systeem. Voor een goede werking van het kapitalisme moest de economie zoveel mogelijk buiten de invloed van democratische besluitvorming vallen.

Dit is de kern van het neoliberale denken en van de huidige wereldorde. Een orde die er alles aan doet de economie te ontdoen van politiek debat om zo kapitaal te beschermen. Een orde die ons vertelt dat dit ‘rechtvaardig’ en ‘logisch’ is. Dat politiek ‘vies’ is en enkel draait om persoonlijke belangen, connecties en macht. Dit in tegenstelling tot de markt en haar mechanismen, die ‘schoon’ zouden zijn, vrij van macht.

Koen Bruning
Koen Bruning

Paradoxaal genoeg betekent deze weerzin tegen democratie dat neoliberalen juist niet voor een kleine overheid zijn, schrijft Slobodian. Zij zijn juist voor een grote overheid, een sterke uitvoerende macht die via regelgeving, protocollen en andere normen kapitaal kan beschermen. Een macht die overheidsorganisaties marktgericht kan laten werken en in de samenleving kan laten ingrijpen.

De administratieve staat moet daarom juist groot zijn. Zo kan zij de tegenmacht vanuit het maatschappelijk middenveld, uitvoerders en burgers onderdrukken en alle processen binnen onze economie, organisaties en samenleving in dienst stellen van de markt, van winst op de korte termijn en ophoping van kapitaal.

Niet de kleine overheid, maar het uitschakelen van tegenmacht is de kern van de neoliberale strategie, zoals ook historicus Adam Tooze treffend beschrijft in zijn boek Shutdown.(2) Of het nu gaat om de rechterlijke of wetgevende macht (Tweede Kamer), mondige zorgprofessionals of assertieve burgers, iedere ‘frictie’ die tegenmacht creëert is ongewild omdat het de efficiëntie, doelmatigheid en daarmee de winst voor de factor kapitaal in gevaar brengt. Alle processen moeten zo goed mogelijk gestroomlijnd worden. Tegenmacht zit dat in de weg. Andere economische of morele waarden zitten dat in de weg.

Politiek van vervreemding

De manier om frictie te voorkomen, was volgens de neoliberale intellectuelen het aanbrengen van scheidingen. Niet alleen tussen internationale instituties - die de macht over economische processen naar zich toetrekken - en nationale overheden - die dientengevolge over een ‘leegte’ lijken te regeren. Maar ook tussen de manager en de zorgprofessional en tussen de bestuurder en de burger. Er worden theoretische muren van regels en procedures opgetrokken waardoor er geen connectie meer is. Lijkt het.  

Zonder moeilijke taal, spreken we hier simpelweg van een situatie die onrechtvaardig is, vervreemdend misschien wel: het geeft ons een gevoel van onbehagen. Er klopt iets niet. We hebben geen ‘sferen van actie’ meer. Geen macht. Geen invloed. Het is een situatie die vervreemdend is voor politici, die zich steeds meer gaan richten op de thema’s waarover ze nog wel zeggenschap hebben - cultural government, zoals Slobodian het stelt.

“ Het neoliberalisme kan binnen haar modellen en geplande orde geen frictie en tegenmacht toelaten. Zij moet de democratie wantrouwen ”

Het is een situatie die vervreemdend is voor zorgprofessionals, omdat zij steeds minder ruimte krijgen om maatwerk te leveren. En het is een situatie die vervreemdend is voor burgers die zich niet gehoord voelen door bestuurders of ambtenaren en die steeds minder zeggenschap hebben over hun leefomgeving. 

Die vervreemding is onlosmakelijk verbonden met het neoliberalisme. Zij kan binnen haar modellen en geplande orde tenslotte geen frictie en tegenmacht toelaten. Zij moet de democratie wantrouwen. De werknemer wantrouwen. De burger wantrouwen. Vertrouwen zou tenslotte meer ruimte en vrijheid creëren voor democratische samenlevingen. Het zou betekenen dat de wetgevende macht versterkt zou worden en dat burgers meer ruimte krijgen om zelf te bepalen hoe zij hun lokale omgeving willen vormgeven. Frictie zou minder vervreemding betekenen.  

Het is dus ook niet gek dat vervreemding als onbehaaglijk gevoel volgens het Sociaal Cultureel Planbureau de afgelopen veertig jaar is gegroeid. Het neoliberalisme ontneemt mensen namelijk de kans hun onvrede uit te drukken. Het slaat alles plat. Met cijfers. Spreadsheets. Modellen. Er zijn geen alternatieven. Geen keuzes.  

Naar een politiek van frictie 

Vroeger lukte het politici en politieke partijen om de vervreemding te doorbreken en als maatschappelijke schakel te functioneren. Ze waren meer dan nu geworteld in de samenleving. Hierdoor konden verhalen en ideeën met elkaar botsen en gemiddeld makkelijker naar Den Haag mee worden genomen.

Die frictie en botsing zouden weer meer ruimte moeten krijgen binnen politieke partijen, dit keer in een ontzuilde en gemediatiseerde samenleving.(3) Als de vervreemding voortkomt uit de huidige stand van zaken, zal politiek vanuit de huidige bestuurscultuur mensen tenslotte niet kunnen mobiliseren. Het creëren van frictie en het met moed uit bestaande patronen stappen, kan ook interesse creëren bij mensen die normaal geen GroenLinks stemmen. Het kan ze ontwapenen en hen uit hun bestaande ideeën over de partij laten stappen.

Mensen over sociale lagen heen in een politieke coalitie krijgen klinkt leuk, maar, volgens politicologen wordt dit steeds moeilijker. Waarom? Omdat onze identiteiten steeds meer zijn gaan ‘samenklonteren’. Onze politieke voorkeuren zijn steeds meer versmolten met andere sociale identiteiten, of die nu cultureel, religieus, geografisch of economisch zijn. Hierdoor kan politiek steeds meer een wij-zij spelletje worden. Uit talrijke experimenten blijkt dat stemmers het over vele ideeën eens zijn, tot ze erachter komen welke partij ervoor is. Oftewel, tot ze erachter komen of een bepaald idee bij hun samengeklonterde identiteit hoort.  

Een vraaggestuurde politiek, die enkel naar haar eigen electoraat en/of ‘focusgroepen’ kijkt en met haar eigen leden in gesprek gaat over ‘een nieuw verhaal’, zal waarschijnlijk dus ook een politiek zijn die de huidige samenklontering van onze identiteiten en politieke verstarring eerder zal versterken dan verminderen. Het zal een politiek zijn die vooral niet de mobilisatiekracht kan aanboren die nodig is om mensen over identiteiten heen te verenigen, en bij linkse politiek te betrekken. 

“ Het bestaande gevoel van vervreemding is een gedeelde identiteit ”

En dat terwijl het bestaande gevoel van vervreemding een gedeelde identiteit is. Van rijk tot arm, theoretisch tot praktisch opgeleid, van ‘Randstad’ tot ‘regio’. Het is een bij velen gedeeld gevoel dat onze omgeving en ons land verandert in dienst van andere machten. Als GroenLinks weet uit te leggen dat die andere machten zijn terug te voeren tot het doorgeschoten kapitalisme, dan kan je mensen meenemen. Als je kan uitleggen dat we tegenmacht moeten organiseren, als Kamerleden, werknemers, zorgprofessionals en burgers, dan kan je een gedeeld verhaal creëren.  

Het zou betekenen dat we ons tegen het door Maatoug en Rodenburg geschetste ‘economisme’ keren. Tegen planning van bovenaf in dienst van kapitaalaccumulatie en economische winst, en voor tegenmacht en ‘frictie’ vanuit de Tweede Kamer, uitvoerders en burgers. Het zou een omarming van het gemeenschapsdenken betekenen en dit koppelen aan stennis schoppen van onderop. Het betekent een grote bek hebben. Moed tonen.  

Want waarom waren de neoliberalen zo effectief? Precies omdat ze stennis schopten. Omdat ze ontwrichting brachten in het bestaande systeem, juist op momenten van crises. De enige manier waarop het hen is gelukt de orde te veranderen, was door continue twijfel te creëren over bestaande patronen, door frictie te veroorzaken in het denken, door een nieuwe taal te gebruiken die bestaande logica’s ondergroef.

En op het moment dat het verkeerd ging, in de jaren 70, stonden ze klaar met een plan om hun ideeën te implementeren. Ze hadden iets losgewrikt. Er was energie voor hun ideeën. Er konden mensen voor gemobiliseerd worden. Het is een cruciaal gegeven: door een nieuwe taal te gebruiken, konden ze een nieuw verhaal creëren, omdat nieuwe taal vervreemd, ons aan het denken zet.  

Opdracht voor GroenLinks is dus: ga niet alleen in gesprek over je eigen vervreemding, maar ga ook op zoek naar een nieuwe taal. Praat over hoe een nieuwe moedige politiek eruitziet. Een politiek van tegenmacht. Van frictie. Frictie vanuit Kamerleden, uitvoerders, burgers en leden. Zorg dat mensen buiten hun politieke identiteiten durven te denken, vervreemd hen ervan, zorg dat ze geen houvast zoeken in de bestaande ideeën. Pas dan wordt er ruimte losgewrikt voor linkse politiek. Ruimte om ‘voorbij het economisme’ te komen.

Voetnoten

  1. Quin Slobodian, Globalists: The End of Empire and the Birth of Neoliberalism (Cambridge 2018).  
  2. Adam Tooze, Shutdown: How Covid Shook the World’s Economy (Londen, 2021) p. 30.
  3. Zie hiervoor ook: Miriam Rasch, Frictie: Ethiek in tijden van dataïsme (Amsterdam 2020)