Katalysator van verandering

Amsterdam als klein Gallisch dorpje dat dapper weerstand biedt aan (en alternatieven voor) het groeiende rechts-populisme dat zich opwerpt als uitdager van het mondiale neoliberalisme. Dat beeld werd veelvuldig gedeeld op sociale media na de bekendmaking van de Amsterdamse uitslagen bij de Provinciale Statenverkiezingen. Op een avond die verder in het teken stond van de opkomst van Forum voor Democratie, bood dat beeld velen hoop op een progressief alternatief. En Amsterdam bleek niet uniek. Naarmate de avond vorderde, kwamen er vele Gallische dorpjes bij waar linkse progressieve partijen aan invloed wonnen, zoals Utrecht, Groningen en Amersfoort. Het bevestigt de linkse opmars sinds de gemeenteraadsverkiezingen van vorig jaar in Nederlandse steden. Het is een beweging met een ander karakter dan de ooit zo sterke sociaaldemocratie. Deze beweging is democratischer, meer grassroots en vooral ook meer systeemkritisch dan in de afgelopen decennia.

Deze opkomst van lokale progressieve politiek kan geplaatst worden in een bredere, wereldwijde trend. Sinds een paar jaar duiken overal in Europa, maar ook in Noord- en Zuid-Amerika, nieuwe links-progressieve politieke initiatieven op die de burgers in de stad, de gemeente en de buurt tot het centrum van verandering maken. Deze zogeheten municipalistische bewegingen bieden hoop op een uitweg uit de diepe crisis van traditionele centralistische sociaaldemocratische machtspartijen in Europa, die een onvoldoende overtuigend antwoord hebben op neoliberale globalisering en de daaraan gerelateerde opkomst van nationalistisch populisme. Waarom ontstaan deze bewegingen in de steden? Wat houdt het municipalisme precies in? Welke alternatieven biedt het ons? Is er een voedingsbodem voor municipalistische verandering in Nederlandse steden?

    Illustratie van de Amsterdamse vlag met pleisters in de vorm van de kruizen.
    Illustratie: Farhad Foroutanian

    De stad als basis voor verandering

    Deze tijd kenmerkt zich door een groeiende disbalans tussen markt, burgers en overheid. Kort gezegd: de dominante neoliberale visie op economie en maatschappij heeft geleid tot een disproportionele rol voor ‘de markt’ in zowel de economie als de publieke dienstverlening en het maatschappelijke verkeer. Die ver doorgeschoten marktwerking zorgt niet zozeer voor meer (kosten)efficiëntie, maar leidt tot ongewenste machts- en vermogensconcentratie en bijbehorende groeiende ongelijkheid, segregatie en maatschappelijke tegenstellingen. Tegelijkertijd is er door globalisering, internationale crises (financieel, klimaat) en het overhevelen van bevoegdheden door nationale staten naar de Europese Unie een discrepantie ontstaan tussen machts- en besluitvorming op Europees en mondiaal niveau en de (beperkte) autonomie van steden zoals Amsterdam, waar zich de gevolgen van die trends het meest duidelijk manifesteren.

    In die steden is de sociaaleconomische ongelijkheid het duidelijkst zichtbaar, net als de overname van binnensteden door een rijke bovenlaag en door buitenlandse investeerders die het grootste deel van de winsten wegsluizen. Daarnaast ook in de vervuiling, de aanslag op de leefbaarheid door massatoerisme, en de ‘financialisering’ van de economie die ervoor zorgt dat groei van het BNP niet meer afhankelijk is van productiviteitsstijging maar waarin geld met geld – speculatie – gemaakt wordt. In de steden leven verschillende culturele, etnische en religieuze bevolkingsgroepen bij elkaar, en worden tolerantiegrenzen het scherpst uitgedaagd. Daar zien we het duidelijkst dat het neoliberale systeem niet functioneert en neemt het vertrouwen in de politiek die binnen dat systeem moet opereren, het snelste af.

    De stad en de gemeente vormen tegelijkertijd het beste niveau om de problemen en uitdagingen aan te gaan waar de huidige Europese maatschappijen mee worstelen. Democratische legitimiteit en vertrouwen in de politiek kunnen hersteld worden door burgers direct te laten participeren in de vormgeving van hun stedelijke leefomgeving en besluiten over de toekomst van de stad. Het gevoel van gemeenschap en solidariteit, uitgehold door individualisme en consumentisme, kan veel beter worden versterkt op buurtniveau.

    Culturele tegenstellingen kunnen worden overwonnen doordat mensen elkaar ontmoeten, in dialoog gaan, en solidaire structuren opbouwen. Steden kunnen in de praktijk beter nieuwe duurzame vormen van productie, bouwen en openbaar vervoer stimuleren. Op gemeentelijk niveau kan het ideaal van commons concreet worden vormgegeven en zo de dominantie van de mondiale economische machten terugdringen: door solidaire wijkeconomieën en coöperaties in de zorg, duurzame energie en andere diensten te ondersteunen of op te zetten. Stedelijke systemen van data-commons kunnen worden gecreëerd, om niet afhankelijk te zijn van Google, Facebook of Airbnb.

      ‘Meer burger’

      De nieuwe stedelijke bewegingen laten zich inspireren door theoretici als Saskia Sassen, David Harvey, Henri Lefebvre en Murray Bookchin met zijn ‘libertair municipalisme’ of communalisme. Deze lijn van denken is ‘bottom-up’, propageert vormen van directe democratie en wil diensten en economie meer in gemeenschapshanden brengen.

      Zij willen niet zozeer ‘meer overheid’, maar vooral ‘minder markt en meer burger’. Maar dan niet in de zin van meer individualisme of het afschuiven van verantwoordelijkheid op individuen. Het gaat hen om collectieve oplossingen waarin georganiseerde burgers meer zeggenschap nemen en krijgen over hun leven, hun werk en hun omgeving. Zeggenschap die zij terugnemen van inflexibele overheidsbureaucratieën maar vooral ook van het mondiaal opererende grootbedrijf, die - in staat gesteld door financiële globalisering en neoliberale deregulering - steeds meer geld wegsluizen ten bate van een kleine groep aandeelhouders.

      Het gaat om het versterken van democratische, inclusieve en egalitaire samenwerkingsverbanden in de stad, het beteugelen van de markt en sterke economische partijen die dergelijk zelfbeheer in de weg staan, het wegnemen van obstakels daarvoor in nationale en Europese wetgeving en het drastisch kantelen van een gemeentelijke bestuurscultuur om dit alles te faciliteren.

      Door deze benadering ‘van onderop’ kan het politiek vertrouwen hersteld worden, kunnen mensen weer multidimensionale burgers (in plaats van ‘consumenten’ of ‘klanten’) worden, kunnen zij de gezamenlijkheid herstellen die is uitgehold door individualisering en de afbraak van de welvaartstaat (en het solidariteitsprincipe dat daarbij hoort).

      Er zijn uiteenlopende voorbeelden van lokaal beleid dat progressieve steden kunnen voeren om een tegenmacht te vormen tegen rechts(populistische) nationale regeringen. Hoe verschillend ook, een reeks algemene kenmerken hebben al deze voorbeelden gemeen. Zij staan voor een inclusieve, open, vrije en antiracistische stad. Daarmee volgen zij een linkse traditie, met waarden en uitgangspunten die ook passen in een progressief liberale agenda.

      Zij uiten bovendien, anders dan de sociaaldemocraten en andere sociaalliberale partijen de afgelopen decennia, weer openlijk kapitalismekritiek. Zij presenteren zich als een alternatief voor het neoliberalisme, met zijn nadruk op privatisering, de markt en zijn individualistische cultuur, en tegelijkertijd voor de nationaal-populistische bewegingen die in het vacuüm zijn gedoken dat de gevestigde politiek heeft laten ontstaan.

      Fearless cities

      Het municipalisme manifesteert zich al in verschillende vormen. De gematigde laten zich inspireren door Benjamin Barbers boek Mayors Rule The World. Barber bepleit vooral meer macht voor (het bestuur van) de steden, ten opzichte van de natiestaat en het internationale niveau. Barber stelt dat burgemeesters minder ‘politiek’ zouden opereren en dus voor de meest rationele oplossing zouden gaan.

      Zijn benadering is vergelijkbaar met pleidooien voor een technocratisch bestuur. Hij negeert zo de ongelijke machtsverhoudingen in een geglobaliseerde wereld die het systeem – in stad, land, Europa en de wereld als geheel – in stand houden. En hij biedt geen oplossing voor de bestaande praktijk dat steden onderling concurreren om investeerders aan te trekken en zo alleen maar een extra dimensie toevoegen aan de ‘race to the bottom’; het feit dat Amsterdam succesvol is, betekent alleen maar dat andere steden het onderspit delven. De gezamenlijke winst is veel lager, want dergelijke competitie betekent meer macht voor de grote bedrijven, lagere belastinginkomsten en stijgende huizenprijzen.

      Andere vormen van municipalisme gaan verder en tooien zich met namen als Fearless CitiesRebel CitiesTransformative Cities, of Gemeenten voor de Verandering. Zo zijn er zijn ruim 1600 steden wereldwijd waar geprivatiseerde diensten (energie, water, gezondheidszorg, kinderopvang) weer in gemeenschapshanden zijn genomen, om zo de door marktwerking gestegen kosten en gedaalde kwaliteit en toegankelijkheid te keren. Bijna 400 ‘klimaatburgemeesters’ van Amerikaanse steden voeren, tegen de regering-Trump in, beleid dat zelfs verder gaat dan het Klimaatakkoord van Parijs. Burgemeesters van New York, San Francisco, Los Angeles en tientallen andere steden in de VS riepen hun stad uit tot ‘sanctuary city’ toen Trump miljoenen ‘illegalen’ het land uit wilde zetten. Italiaanse steden als Messina, Palermo en Napels – gevolgd door Spaanse steden - willen bootvluchtelingen uit Noord-Afrika met open armen ontvangen. De burgemeesters van New York en Londen namen onlangs het voortouw in een ‘divestment’ campagne, daartoe aangezet door activistische groepen: de steden trekken hun investeringen in fossiele brandstoffen terug.

      Gemeenschappelijkheid

      Sommige lokale bewegingen gaan nog verder. Zij willen niet alleen een principieel progressief beleid door het stadsbestuur, maar stellen dat daadwerkelijke systeemverandering ook een verandering moet zijn van de manier waarop de economie georganiseerd is, waarop politiek bedreven wordt, en van de individualistische cultuur die diep ingesleten is in zowel de maatschappelijke instituties als in de mindsets van de burgers.

      Daarvoor is meer collectiviteit of ‘gemeenschappelijkheid’ nodig. Dat betekent dat die bewegingen de nadruk leggen op radicalere vormen van democratie. Die onderscheiden zich van de traditionele ‘participatie’ (individuele burgers die ‘mee mogen praten’) doordat ze proberen besluitvorming echt gemeenschappelijk te maken en zo de behoeften, wensen en dromen van álle mensen te incorporeren: in de economie, de maatschappij en ook in bijvoorbeeld politieke partijen – of burgerplatforms zoals ze in Spanje heten.

      Die gemeenschappelijkheid wordt ook nagestreefd via het vormen van zogenaamde ‘samenvloeiingen’ (confluencias in het Spaans). In plaats van de concurrentie aan te gaan met bestaande linkse partijen of actiegroepen, wordt juist geprobeerd op stedelijk of lokaal niveau zoveel mogelijk linkse partijen, sociale bewegingen en activistische burgers onder één noemer samen te brengen om uit te stijgen boven partijpolitieke verkokering en verkaveling. Iedereen neemt op gelijkwaardige basis deel en het politieke programma komt tot stand door uitgebreide inspraak van de achterban.

      Daarmee proberen deze burgerplatforms dus ook in de politieke en bestuurlijke praktijk hun idealen vorm te geven. Een andere vorm van politiek bedrijven op basis van gelijk(waardig)heid, inclusiviteit, democratie en transparantie, diversiteit, wordt zoveel mogelijk al in de praktijk toegepast en waar mogelijk ook al doorgevoerd in de instituties waarin de platforms functioneren als zij de verkiezingen hebben gewonnen.

      Dergelijke vernieuwende politieke praktijk kan op lokaal niveau veel makkelijker tot stand komen. De ‘nabijheid’, de concrete ruimte waarin mensen elkaar kunnen ontmoeten, leent zich beter voor de gelijkwaardigheid en gemeenschappelijkheid. Deze ‘territoriale’ invalshoek biedt de mogelijkheid om thematische versnippering tegen te gaan en economische en sociale kwesties, veiligheid, maatschappelijke cohesie en ruimtelijke vraagstukken in hun samenhang te benaderen.

      Ook het werken aan echte economische alternatieven voor het dominante neoliberale model begint wereldwijd van de grond te komen. Onder noemers als Sociale & Solidariteitseconomie, coöperatieve economie of democratisering van de economie wordt overal geprobeerd de vroeger versnipperde kleinschalige initiatieven samen te smeden tot grotere ‘ecosystemen’ die daadwerkelijk de marktwerking in de economie kunnen terugdringen.

      Vaak nemen die de stad of buurt als uitgangspunt. Een recente voorbereidende driedaagse conferentie voor het World Social Forum of Transformative Economies, dat volgend jaar in Barcelona duizenden lokale initiatieven uit de hele wereld samenbrengt, verving de oude leus van de andersglobalisten rond de eeuwwisseling (Another World is Possible) door: Een andere economie is al aan het ontstaan!

      Vooral de winst van zulke burgerplatforms in veel Spaanse steden heeft de internationale gemeentelijke beweging een stimulans gegeven, en de mogelijkheid om te bewijzen dat zij in de praktijk verschil kan maken door grote steden te besturen. Barcelona is het bekendste voorbeeld, maar inspirerende verhalen komen ook uit andere Spaanse steden, uit Napels en Palermo, uit Grenoble; in de VS uit Richmond of Jackson, Mississippi; uit het Argentijnse Rosario of het Chileense Valparaiso.

      Dat zijn steden waar die nieuwe progressieve bewegingen in het bestuur zitten. In tal van andere gemeenten ontstaan grotere of kleinere groepen die zich baseren op de municipalistische uitgangspunten. Zij wisselen hun ervaringen uit via online netwerken en internationale bijeenkomsten, zoals de Fearless Cities conferenties.

      Hoe onderscheidt het nieuwe municipalisme zich van traditionele linkse bewegingen?

      1. Samenwerking in burgerplatforms
      2. Nabijheid en een ‘territoriale’ benadering
      3. Radicaal links pragmatisme
      4. Radicale democratie
      5. Diensten en economie in gemeenschapshanden

      Municipalisme in Nederlandse steden

      In Amsterdam, maar ook in vele andere Nederlandse steden en gemeenten, is er al veel: duizenden mensen zijn actief in kleinschalige economische initiatieven, coöperaties, broedplaatsen, commons die energievoorziening in een straat of buurt gezamenlijk beheren, allerhande maatschappelijk verantwoorde ondernemingen.

      Sommige initiatieven zijn slechts window dressing, andere zijn wel degelijk zeer duurzaam en sociaal. Het ontbreekt hen over het algemeen nog aan politieke veranderkracht. Vooralsnog is er geen duidelijke gezamenlijke visie die het marktmodel uitdaagt en pleit voor een vergemeenschappelijking’ of ‘socialisering’ van de economie: het weer in dienst stellen van die economie van de behoeften van de mensen, in plaats van de dominante opvatting dat de economie moet zorgen voor zoveel mogelijk materiele of financiële (BNP) groei en dat linkse politiek zich ook in deze doninante visie onderscheidt door via van de economie losgekoppelde sociale maatregelen en progressieve belastingpolitiek die opbrengst meer of minder te herverdelen.

      Er is nog geen politieke commons-beweging waarin gezamenlijk wordt opgetrokken en structurele veranderingen worden geëist van de overheid en bedrijfsleven, in plaats van subsidiegeld. Maar potentieel voor zo’n nieuwe coöperatieve beweging is er zeker. En de stad leent zich het beste om deze uitdaging aan te gaan.

      In de stad, kortom, kan de politiek opnieuw uitgevonden worden. Uit de instituties, terug naar de buurt, het plein, de agora. Zo kan de nieuwe stedelijke beweging de katalysator van politieke verandering worden die uiteindelijk doordringt naar de nationale en Europese niveaus.

      Wat kan het municipalisme ons bieden?

      Het municipalisme is een strategie die nieuw elan kan geven aan het links progressief denken, de collectieve participatie van burgers, de zelforganisatie, en ook aan (tegen)machtsvorming op een subnationaal niveau. Er zijn nog tal van dilemma’s die verder moeten worden doordacht, ook voor een partij als GroenLinks.

      Bijvoorbeeld de vraag of democratie een doel op zich is (laat zoveel mogelijk burgers participeren en accepteer waar zij voor kiezen) of een middel om grotere gelijkheid, diversiteit, gemeenschappelijkheid of zelfs systeemverandering te bevorderen. Het kan alleen werken als we het municipalisme laden met onze waarden en uitgangspunten. Daarnaast is er de tegenstelling tussen beweging, partij en stadsbestuur: kun je vanuit de politieke en bestuurlijke instituties wel een beweging creëren?

      De meeste voorbeelden die hier genoemd zijn, komen voort uit internationale ervaringen, in landen en steden met een heel andere context, politieke cultuur en sociaaleconomische situatie. Daarom moeten we verder doordenken over de toepassing van het algemene municipalistische gedachtegoed op de Nederlandse situatie. Dit verhaal wil daar slechts een eerste aanzet toe zijn. Maar wij zijn er van overtuigd dat de decentrale invalshoek van het municipalisme veel hoopgevende handvatten biedt voor de (systeem)verandering die zo hard nodig is.