De verkiezingsuitslag dreunt inmiddels zo’n zes weken na. Nog bijna dagelijks zijn er analyses te vinden in de krant, op tv en vooral in de sociale media. De belangrijkste vraag lijkt te zijn waarom mensen in groten getale op de PVV gestemd hebben en wiens schuld dat dan is. Ligt het aan de VVD die de deur heeft opengezet voor samenwerking met de PVV? Ligt het aan Links dat de arbeider van zich vervreemd heeft? Zijn mensen opeens massaal racistisch geworden? Hebben eindelijk de ‘afgehaakten’ een partij gevonden die het voor hen opneemt? Is er gewoon afgerekend met de oude bestuurscultuur? Of komt het door de afschuwelijke aanslag van Hamas waar progressieven zich te weinig van gedistantieerd zouden hebben?

Voor elke verklaring zijn wel wat argumenten te vinden, maar het lijkt mij een zinloze versimpeling om te zoeken naar één grondoorzaak. Zeker, de VVD probeert alle problemen in de schoenen van migranten te schuiven, alsof ze deze zelf in dertien jaar regeren niet heeft veroorzaakt, verergerd, of op zijn minst voor zich uitgeschoven, en daarmee maakt ze het verhaal van de PVV alleen maar geloofwaardiger. En, ook zeker, de leidende politieke partijen van de afgelopen jaren hebben zo vaak de waarheid en hun integriteit opgeofferd voor de macht dat het vertrouwen in overheid en politiek ernstig is ondermijnd.

Linkse partijen komen weliswaar nog steeds meer dan wie ook op voor mensen in economisch kwetsbare posities – chronisch zieken, minimumloners, pakketbezorgers, arbeidsmigranten – maar de oude klassenstrijd bestaat niet meer en de arbeider van vandaag is wellicht conservatiever geworden terwijl linkse partijen zich nu juist ook sterk maken voor cultureel kwetsbare groepen als (asiel)migranten en transgenders. En ook de implosie van het CDA, ingezet na 2006, heeft bij gebrek aan een geloofwaardig en consistent christelijk-sociaal verhaal doorgezet en uiteindelijk geresulteerd in twee spin-offs die momenteel meer succes hebben dan het origineel.

Ik ben wat minder overtuigd door de verwijzing naar Hamas, want er is bijna geen politicus die het voor Hamas opneemt en de polarisatie alhier rondom Israël-Palestina lijkt mij meer een gevolg van de bredere culturele strijd die in de (sociale) media wordt gevoerd dan dat het er de oorzaak van is.

“ Afgehaaktheid kan niet de enige factor zijn ”

Ook geloof ik niet dat de helft van Nederland opeens racistisch is geworden. Racisme is een natuurlijke neiging die bij ons allemaal bestaat en die we meer of minder ruimte kunnen geven. De afgelopen vijftien jaar is wel door allerlei betrokkenen actief meegewerkt aan een klimaat waarin je je niet meer hoeft te schamen voor je racistische neigingen maar ze onverbloemd mag etaleren, zodat nu zelfs een omvolkingsdenker voorzitter van de Tweede Kamer is geworden.

Stemlokaal
Stemlokalen in Delft. Foto: Vera de Kok, 2023. CC BY-SA 4.0

En die afgehaakten? Het is een interessante lens om naar de maatschappelijke en culturele ontwikkelingen te kijken. Na de Staatscommissie Parlementair Stelsel (Johan Remkes) en de Atlas van Afgehaakt Nederland (Josse de Voogd en René Cuperus) worden stemmen op populistische partijen als alarmsignaal gezien van een groeiende groep afgehaakte Nederlanders, met name in krimpregio’s aan de randen van het land, met weinig sociale cohesie, veel sociale problemen en vrees voor buitenlanders. Maar dat verklaart niet waarom in mijn eigen vredige, groene, behoorlijk welvarende dorp met een sterke sociale samenhang exact de helft van de 700 stemmen naar PVV, BBB en NSC gingen. Een coalitie van die drie met de VVD zou zelfs ruim 70 procent van de kiezers hier vertegenwoordigen. Dat zijn geen maatschappelijk kwetsbare afgehaakten, en ze zijn ook niet overstroomd door migranten; ik heb tot nu toe in het hele dorp minder dan vijf mensen met een andere huidskleur gezien.

In theorie kan mijn dorp een uitzondering zijn, maar het is logischer dat afgehaaktheid niet de enige factor kan zijn.

Een bredere blik

Wat bij deze verklaringen ontbreekt, is allereerst een bredere internationale blik. De opkomst van populistische partijen is geen Nederlands fenomeen en het is niet nieuw. In de afgelopen twintig jaar hebben we de opkomst – en vaak ook weer de ondergang – gezien van rechts-populistische leiders in onder meer Italië, de Verenigde Staten, Hongarije, Brazilië en recent ook Argentinië. Ze delen hun autocratische leiderschap, hun charismatische stijl, hun onverholen xenofobische nationalisme, hun nostalgische vertekening van het verleden, en nog meer. Al meer dan twintig jaar flirten en experimenteren politieke protestpartijen ook in Nederland met deze politieke strategie. Al net zo lang schurken gevestigde partijen hiertegen aan, hetzij om de wind uit de zeilen te nemen, hetzij om een electoraal graantje mee te pikken. Een heel aantal verkiezingen op rij – beginnend met Pim Fortuyn – hebben opvolgende rechts-populisten de toon voor het politieke debat gezet, mede gefaciliteerd door de media die de nieuwste protestpartij altijd extra interessant vonden. Misschien was het enkel een kwestie van tijd voor deze stroming ook hier de grootste zou worden…

“ De relatie tussen kiezers en partijen is een wisselwerking ”

Er zit volgens mij naast het binnenlandse navelstaren nog een denkfout in veel van de duidingen. Verkiezingen worden vaak gezien als de uiting van ‘de wens van het volk’. In dat licht hoor je dan dat de kiezer altijd gelijk heeft (voor het gemak suggererend dat die ‘kiezer’ een samenhangende visie heeft en negerend dat miljoenen kiezers allerlei tegenstrijdige meningen hebben). En natuurlijk is het onzinnig om te zeggen dat de kiezer het verkeerd heeft gedaan. Op dit moment heeft een meerderheid van de bevolking voorkeur voor rechtse tot extreemrechtse partijen. Maar dat is geen eenrichtingsverkeer. Het is niet zo dat kiezers autonoom opeens allemaal populistisch worden en dan toevallig een partij vinden die hun standpunten uitdraagt. De relatie tussen kiezers en partijen is een wisselwerking. Politici volgen niet alleen de stem van de kiezer, ze ontwikkelen vooral ook zelf hun verhaal over de samenleving en proberen dat zo te vertellen dat de kiezer erin gaat geloven.

In die zin zijn verkiezingen minstens evenzeer een uiting van het succes – of het falen – van politici om een geloofwaardig verhaal neer te zetten. En de mate waarin anderen jouw verhaal onderschrijven of bestrijden, beïnvloedt dat succes. Dat Baudet weinig meer bereikt, komt ook doordat andere partijen hem irrelevant vinden. Dat Wilders veel meer succes heeft, komt ook doordat Links en Rechts zich tot hem verhouden. Zelfs wanneer hij zelf niet aanschuift in een talkshow, is hij virtueel aanwezig.

En nu?

De democratische werkelijkheid is dat er een rechtse meerderheid is. Bij de verkiezingen van 2023 zijn de rechts-populistische verhalenvertellers effectiever geweest dan de linkse en/of progressieve. Dat kun je de kiezers niet verwijten, ook al blijft elke kiezer verantwoordelijk voor de eigen stem. Ook als er een hardrechtse meerderheidscoalitie komt die juist voor ‘afgehaakten’ slecht nieuws zal blijken te zijn.

“ Democratie is meer dan de meerderheid van de stemmen ”

Of het zal lukken die coalitie te vormen, moet nog blijken. Welk beleid die coalitie zal gaan voeren, is nog niet duidelijk. Het zou zomaar kunnen dat de grondwet, de internationale verdragen en de economische realiteit een heel aantal van de rechts-populistische wensen onuitvoerbaar zullen maken. Democratie is meer dan de meerderheid van de stemmen. Het is ook de inbedding in een rechtstaat die juist de rechten van minderheden waarborgt.

Maar wie een andere koers wil, die zal vooral een ander politiek verhaal geloofwaardig moeten maken en dat met verve over het voetlicht moeten brengen. Politiek navelstaren helpt daarbij niet veel. Wel het voorbeeld van verbindende, hoop brengende leiders die praktisch en visionair staan voor een inclusieve, zorgzame en veilige samenleving met een betrouwbare overheid.

Dit artikel verscheen eerder op het blog van Ruard Ganzevoort.

Reactie toevoegen