We krijgen het druk! Als het aan de schrijvers van Er is wél een alternatief ligt, gaan we in de toekomst heel veel via coöperaties doen. Energie opwekken, bedrijven runnen, voedsel verbouwen, wonen: de coöperatie is de manier om ons te ontworstelen aan het kapitalisme. Startpunt van de initiatiefnemers van de bundel is dat we zo met het kapitalisme vergroeid zijn, dat we ons nauwelijks een voorstelling kunnen maken van hoe het anders kan.

Boek-Er-is-wel-een-alternatief-rodenburg-kapitalisme-cover

Dus moest er een boek komen dat heel concreet laat zien hoe zo’n niet-kapitalistische samenleving eruit zou kunnen zien. Postkapitalisme – een einde aan de roofbouw op aarde en mens, luidt de ondertitel. In negentien hoofdstukken wordt een toekomstbeeld van even zovele segmenten van de samenleving geschetst: wonen, zorg, mobiliteit, onderwijs, kunst, en nog heel veel meer.

Wetenschappelijk Bureau GroenLinks nam het initiatief tot de bundel, maar de schrijvers moesten beslist niet alleen GroenLinks-angehaucht zijn, vond het bureau. De wens tot zo’n andere samenleving leeft immers veel breder dan GroenLinks. Dat is goed gelukt. De auteurs zijn, sommigen zeer direct en anderen wat losser, geassocieerd aan het hele links-progressieve spectrum, van BIJ1 tot en met D66. Dat is verstandig in strategische zin en soms ook interessanter voor de lezer. Het is verrassender als D66’ers de link leggen tussen financiële rijkdom en politieke invloed dan wanneer GroenLinksers dat doen. En misschien belangrijker: veel auteurs zijn zeer goed ingevoerd in hun onderwerp en bieden de lezer zoals ik dat noem ‘echt iets te eten’.

Botsende visies

Dat daarbij de visies van de auteurs op deelgebieden soms botsen is niet erg, het hoort een beetje bij een bundel, zeker met tientallen verschillende schrijvers. Waar bijvoorbeeld voor sommige auteurs gratis ov vanzelfsprekend onderdeel is van een postkapitalistische samenleving, betoogt Daan Zandbelt in het hoofdstuk over mobiliteit dat we ook met het ov zuiniger om moeten gaan. Het kost immers energie en ruimte, en het is juist de maatschappelijke bovenlaag die iedere vergemakkelijking van vervoer onmiddellijk omzet in grotere reisafstanden. Als de ruimtelijke ordening zorgt dat we dicht bij huis een prettig leven kunnen leiden mag mobiliteit best schaars blijven, betoogt Zandbelt. Dat zijn prikkelend verschillende visies.

Maar de analyse van wat nou eigenlijk de kern van het kapitalisme is, had in een boek met deze titel wat mij betreft wel eenduidiger gemogen. Zonder een gezamenlijk uitgangspunt over wat de essentie van het kapitalisme is, is het immers lastig de kern van het postkapitalisme te schetsen. Marktwerking, de in het boek vaak genoemde kapitalistische boosdoener, is te weinig precies. Want kapitaal heeft weliswaar baat bij het opengooien van voorheen publieke sectoren voor ‘de markt’, maar doodt tegelijkertijd marktwerking. Als er werkelijk marktwerking (concurrentie) was, zouden die torenhoge winsten immers niet bestaan.

Er is dus meer aan de hand dan marktwerking. Ook economische groei, die andere door veel auteurs genoemde boosdoener, raakt weliswaar aan kapitalisme, maar is als je het mij vraagt toch niet de hoofdzaak. De kern van het hyper-kapitalisme is immers dat kapitaal juist volkomen losgezongen is van de echte economie, dat geld vooral dient om meer geld te maken. En dat is juist geen economische groei.

Molochs aanpakken

Uitgangspunt van de initiatiefnemers van de bundel is niet alleen dat we ons te weinig voorstelling kunnen maken van een postkapitalistische samenleving, maar ook dat dit een belangrijke oorzaak is van gebrek aan verandering. Maar hoe enthousiasmerend het ook is om de alternatieven te lezen, ik vraag me af of genoemde analyse klopt. Heeft het feit dat er nog te weinig verandert niet vooral met macht, belangen en schaal te maken?

Macht en belangen spreken voor zich, met ‘schaal’ bedoel ik de razendsnelle schaalvergroting van bedrijven en van kapitaalconcentratie – megamachtige multinationals, big tech, wereldwijd opererende investeringsfondsen met biljoenen aan kapitaal (Blackrock bijvoorbeeld beheert 10.000 miljard dollar aan vermogen).

“ Hoe pak je de huidige molochs, hun kapitaal en macht effectief aan? ”

De crux zit, lijkt mij, niet zozeer in het schetsen van een alternatief (bedrijven waar democratische controle op mogelijk is, die zich aan wetgeving houden, de boel niet chanteren, en die spullen maken en diensten produceren waar de samenleving echt behoefte aan heeft), maar hoe je daar komt. Hoe pak je de huidige molochs, hun kapitaal en macht effectief aan?

Beperk je je tot verandering van de eigen consumptie, je eigen werk, je eigen omgeving, met groepen enigszins gelijkgestemden, dan is het allemaal nog wel te doen. Maar systeemverandering, waar het de initiatiefnemers om te doen is, is toch wat anders. Meerdere schrijvers lijken te veronderstellen dat van kleinschalige initiatieven zo’n onweerstaanbare voorbeeldwerking uitgaat dat de olievlek zich over het hele land en misschien wel over de hele wereld verspreidt en uiteindelijk het systeem verandert.

Maar daarvoor lijken mij de genoemde belangen en macht, én de korte-termijntevredenheid van veel mensen met het eigen leven, toch net iets te groot. In die zin gaan sommige vergezichten meer over wat ik ‘naast-kapitalisme’ noem dan over post-kapitalisme.

Het kapitalisme is er nog steeds, maar we zetten er onze eigen wereld naast. Veel hoofdstukken in Er is wél een alternatief hebben een raakvlak met economie (mobiliteit, buurteconomie, tijd, energie, geld, handel, spullen). Voor een boek over (post)kapitalisme schampen ze echter soms toch net langs de kern van de huidige economie en hoe die te tackelen. Zo fileert het hoofdstuk over ‘spullen’ kundig een aantal mythes over groene groei, maar mondt het uit in een pleidooi voor het individueel veranderen van je eigen consumptie. In Er is wél een alternatief gaat het opvallend weinig over twee belangrijke sleutels tot de postkapitalistische samenleving: belastingpolitiek en wetgeving.

Dat geldt overigens zeker niet voor alle hoofdstukken. De stukken over het onderwijs, over de zorg, over mobiliteit, over geld, over handel, ze schetsen allemaal wel degelijk een systeemverandering. Of op zijn minst een fundamentele switch. Een overheid die weer genoeg kennis, kunde en ruggengraat heeft om de samenleving te dienen bijvoorbeeld (in het hoofdstuk met de intrigerende titel Ambtenarij).

Scherpe gedachten

Eén van de essenties van zowel kapitalisme als postkapitalisme is natuurlijk de verdeling van de poet. De auteurs van het hoofdstuk over ‘verdeling’, beiden verbonden aan de vakbond, concentreren zich daarbij op de lonen. Vanuit de vakbond gezien is dat misschien logisch, maar er is wel een probleem: bedrijven die veel winst maken, zijn vaak ook juist bedrijven waar relatief weinig mensen werken.

Eerlijkere lonen zijn daarom maar een beperkte oplossing voor de toenemende ongelijkheid. Om een simpel voorbeeld te geven: zelfs als Shell of ASML de lonen ongekend zouden verhogen, gaan de aandeelhouders er met de grootste poet vandoor. Bovendien wil je niet dat alleen mensen die in ‘rijke’ bedrijven werken, goed betaald worden. Bestrijding van ongelijkheid hangt misschien wel meer dan ooit van belastingen af en niet alleen van lonen.

“ Moet de verdeling tussen wat mensen particulier te besteden hebben en wat we afdragen voor publieke voorzieningen niet fundamenteel anders? ”

Dat raakt ook aan een andere essentiële kwestie als het om ‘verdeling’ gaat: moet de verdeling tussen wat mensen particulier te besteden hebben en wat we afdragen voor publieke voorzieningen niet fundamenteel anders? Bijvoorbeeld vanwege de zorg? Evelien Tonkens betoogt, terecht lijkt me, dat het helemaal niet erg is dat er in de toekomst meer mensen en geld nodig zijn voor de zorg: in veel andere beroepen zullen door automatisering minder mensen nodig zijn én prima winsten gemaakt worden waarmee die zorg te financieren is.

Over verdeling gesproken: de wereld buiten Nederland komt er in de bundel een beetje bekaaid vanaf. Op een hoofdstuk over handel na (door de GroenLinks-PvdA-Kamerleden Joris Thijssen en Daniëlle Hirsch). Hoe landen in een postkapitalistische wereld met elkaar omgaan, migratie, wereldwijde ongelijkheid, het blijft onbesproken. Dat kan misschien niet anders, het is al een tour de force om een samenlevingsbreed toekomstbeeld te schetsen van Nederland. Het was alleen misschien wel goed geweest deze noodgedwongen inheemse blik in de inleiding expliciet te benoemen.

Al deze noties, ook de kritische, schetsen de waarde van de bundel: Er is wél een alternatief scherpt de gedachten. De samenstellers hebben een kundige groep schrijvers bijeengebracht. Het levert leuke nieuwe inzichten op. Dat natuurreservaten zo ontzettend goed bij het kapitalisme passen, bijvoorbeeld. Of een mooie niet-individualistische definitie van autonomie: ‘de mogelijkheid om een betekenisvolle relatie met de wereld aan te gaan’ (Miriam Rasch).

Hans Rodenburg, Noortje Thijssen & Koen Bruning (red.), Er is wél een alternatief. Postkapitalisme - een einde aan de roofbouw op aarde en mens, Ambo Anthos, 2023. 

Praat mee over een economie die werkt voor ons allemaal tijdens de volgende avond van de Postkapitalisme-karavaan, op vrijdag 1 maart in Enschede. Bestel hier je ticket.