Er is in Nederland een kleine traditie van boerenpartijen, zoals de Plattelandersbond uit het interbellum en de Boerenpartij, die tussen 1963 en 1981 in de Tweede Kamer zat. Beide combineerden hun oriëntatie op het platteland met een breder populistisch profiel.

Dit zijn niet de enige populistische plattelandspartijen. In een recent artikel dook politicoloog David Arter in het fenomeen agrarisch populisme aan de hand van het Verbond van Finse Plattelandsbewoners (Suomen Maalaisväestön Liitto, SML), dat in 1906 deelnam aan de verkiezingen in Finland. Arter onderscheidt boerenbelangenpartijen van agrarische populisten.

Boerenbelangenpartijen focussen zich op het beschermen van de belangen van boerenbedrijven. Ze leunen op zelfstandige boeren. Agrarische populisten richten zich in hun discours op de culturele tegenstelling tussen stad en platteland. Ze maken een scherp onderscheid tussen ‘ons’, de mensen op het platteland, en ‘hen’, de stedelijke elites. Ze gebruiken een ervaren verschil in macht om de rurale groep die zich machteloos voelt te mobiliseren tegenover het establishment.

De leider van de SML benadrukte dat hij de belangen van ‘een vergeten volk’ verdedigde. Zoals andere populistische bewegingen mobiliseerde deze partij kiezers die voelden dat ze gemarginaliseerd werden door het politieke systeem en die niet langer een blind vertrouwen hadden in het bestaande politieke stelsel. De SML activeerde bestaand wantrouwen jegens en onvrede met ‘hoge heren’. Ook in het Finland van de vroege twintigste eeuw viel deze tegenstelling samen met de scheidslijn tussen mensen met en zonder schooldiploma.

“ Een ruraal volk tegenover een urbane elite, met die tegenstelling heeft de BBB kiezers weten te mobiliseren ”

Het is belangrijk om op te merken dat waar populisme een label is dat gebruikt wordt om politieke tegenstanders weg te zetten, politicologen het gebruiken om een specifieke ideologie te omschrijven waarbij een deugdzaam volk tegenover een corrupte elite geplaatst wordt. De termen volk en elite kunnen op verschillende manieren geladen worden, bijvoorbeeld een ruraal volk tegenover een urbane elite. Dat rurale volk wordt vaak gekoppeld aan de nationale identiteit: hier op het platteland, dat is waar de ‘echte’ Finnen leven.

Deze omschrijving van een partij van het begin van de twintigste eeuw, in wat nog grotendeels een agrarische economie was, lijkt goed aan te sluiten bij een partij die nu aan het begin van de eenentwintigste eeuw onder een heel ander economisch gesternte opkomt. Het lijkt waarschijnlijk dat de BBB langs dezelfde tegenstelling kiezers heeft weten te mobiliseren. Vanuit een groen perspectief zijn er andere belangen die meer achtergesteld zijn dan die van boeren in Nederland, zoals die van dieren in de bio-industrie en een landschap waar de rijkdom aan dier- en plantensoorten rap achteruitgaat.

Maar de BBB is geen boerenbelangenpartij. De partij heeft deze verkiezingen niet gewonnen enkel op de handen van Nederlandse boeren. Dat is slechts een half procent van de bevolking. Als agrarisch-populistische partij is zij in staat geweest om gevoelens van vervreemding, achterstelling en wantrouwen die breder leven op het platteland en ook in steden te mobiliseren.

Literatuur

Arter, D. (2023). ‘Bigwig hatred’ and the emergence of the first Scandinavian agrarian‐populist party. Scandinavian Political Studies. Online gepubliceerd voor uitgave in druk.