Ook in vorige decennia was er publiekelijk strijd gevoerd, maar toen ging het vooral om politieke kwesties (Nieuw-Guinea, Hongarije) en economische, zoals de bestedingsbeperking. Dat verbreedde zich in de jaren zestig tot een sociaal-culturele strijd. Toen rees verzet tegen autoriteiten en tegen de heersende moraal. Daarbij ging het niet alleen om verzet tegen iets, maar ook vóór iets: vernieuwing, verbeelding van hoe het anders kan, een samenleving waarin de macht was gedemocratiseerd en de moraal niet van bovenaf werd opgelegd. Dus: ‘de verbeelding aan de macht’. 

Dat verzet kreeg veel gezichten: Provo, de Kabouters, Roel van Duijn, Jasper Grootveld, het Wittefietsenplan, hippies, flowerpower, Dolle Mina, Baas in Eigen Buik, studentenprotesten in Nijmegen, Tilburg en Amsterdam, het Maagdenhuis, de Bond van Wetenschappelijke Arbeiders en de Studentenvakbeweging.

Het was niet typisch Nederlands, geenszins. Tsjechoslowakije, begin 1968: de Praagse lente. Chicago, april 1968: betogingen tegen de oorlog in Vietnam. Memphis, april 1968: de moord op Martin Luther King. Parijs, mei ’68: L'imagination au pouvoir. Daarmee vergeleken was wat er in Nederland gebeurde klein bier, maar er was een gevoel van verbondenheid met mensen die elders streden voor vrijheid en democratie en tegen racisme en kolonisatie.

Er werd betoogd tegen de Amerikaanse politiek in Vietnam. Voor bijna alle landen in de Derde Wereld, net vrij of nog niet, werden solidariteitscomités opgericht. De oecumenische beweging Sjaloom wist een groeiende aanhang te mobiliseren voor ‘kosmopolitieke aksie’.   

Kinderlijke oprisping 

Voor velen was het gevoel van verbondenheid met de buitenwereld – de oecumene, de bewoonde wereld waarin alle mensen vrij en gelijk zijn – de inspiratie om ook te pleiten voor bevrijding en vernieuwing in ons eigen land. Dat beroerde ook de politiek. Gevestigde politieke partijen werden door andere bewegingen vooruitgestreefd, hervormd of uitgehold: D’66, PPR en Nieuw Links. 

Waarom werd actiegevoerd en waartoe, wat voor wereld stond ons voor ogen? Ik zeg ‘ons’, want ik voelde mij erbij betrokken: de dekolonisatie, de Derde Wereldbeweging, de vredesbeweging, de pauselijke encycliek Populorum Progressio, de bevrijdingstheologie, de strijd tegen racisme en apartheid, de democratisering van de universiteit, de vermaatschappelijking van wetenschappelijk onderzoek, Nieuw Links, het denken over grenzen aan de groei van de Club van Rome en enkele jaren later dat van de Wereldraad van Kerken over JPSS: Just Participatory and Sustainable Society.

“ Gevestigde politieke partijen werden door andere bewegingen vooruitgestreefd, hervormd of uitgehold ”

Over die hele periode wordt nogal eens geringschattend geoordeeld. Jongeren die in de jaren zestig een tegencultuur proclameerden zouden anarchistisch zijn en slechts één verbod erkennen: het verbod om te verbieden. Het zou gaan om hedonistische romantici, die geen oog hadden voor de realiteit. Ze zouden dromen en een utopie najagen. In latere jaren kreeg de roep om ‘verbeelding aan de macht’ het odium niet meer te zijn dan een tijdelijke kinderlijke oprisping, die weinig om het lijf had, weliswaar nuttig om taboes te doorbreken, doch zonder de maatschappij te hervormen.

Andere critici vonden de roep gevaarlijk. Zij voorzagen maatschappelijke ontwrichting. Bovendien: macht corrumpeert en dus zouden ook diegenen die zich wilden laten leiden door de macht van de verbeelding gemakkelijk gecorrumpeerd kunnen worden, bijvoorbeeld wanneer zij het zicht zouden verliezen op de werkelijkheid, in hun eigen ideeën en waarheden zouden gaan geloven en zo de weg effenen voor populisme en extremisme.    

Maakbaarheid

Dat kon natuurlijk niet allebei waar zijn: onbelangrijk én gevaarlijk. Het was dan ook geen van beide. Het was vernieuwend en het ging ergens over. De roep om verbeelding aan de macht had inhoud sociaal, economisch en cultureel en die roep werd in de jaren zeventig in en buiten Nederland politiek vertaald.

Op conferenties van de Verenigde Naties werd onderhandeld over een Nieuwe Internationale Economische Orde, beperking van de macht van multinationals, bescherming van het natuurlijk milieu, meer ruimte voor ontwikkelingslanden in de internationale economie en een centrale plaats voor de vrouw in ontwikkelingsprocessen. De Amerikanen vertrokken uit Vietnam. Angola en Mozambique bevrijdden zich als de laatste landen in Afrika van hun kolonisator, onze NAVO-bondgenoot Portugal. De verbeelding klopte aan de deur van de macht en die deur kwam op een kier te staan. Wie had dat einde jaren zestig durven voorspellen? 

In ons eigen land vond die politieke vertaling plaats ten tijde van het kabinet-Den Uyl. Het begon met Keerpunt 1972, een beginsel- en actieprogramma voor progressieve politiek. Het was gebaseerd op het politieke antwoord op het rapport van de Club van Rome dat de commissie Mansholt had gegeven op initiatief van Den Uyl en Van Mierlo. De groei moet worden afgeremd, schreef de commissie.

Maar, zo voegden zij daar in één adem aan toe, de verwezenlijking van een nieuwe maatschappij vereist de inspanning van iedereen, niemand uitgezonderd. En dat vereist, op zijn beurt, gelijkheid. Want: “Wie zal verwachten dat degenen die steeds maar weer mondjesmaat worden bedeeld zich werkelijk zullen inzetten voor een andere welvaartspolitiek? Ongelijkheid is een motor voor de toeneming van behoeften en productie. Gelijkheid nu is een voorwaarde voor (...) overleven.” 

Voor Den Uyl stond democratisering voorop. Dus vereisten maatschappelijke hervormingen, zoals hij dat uitdrukte, een mars door de instellingen, in het besef van de smalle marges van democratische politiek. Het leidde tot vier voorzichtige hervormingswetsvoorstellen: meer macht voor ondernemingsraden, een meer gelijke verdeling van de vermogensaanwas, selectieve sturing van investeringen en een grondpolitiek waarin het marktmechanisme werd beperkt door overwegingen van algemeen belang.

Democratisering van de economie, vermogensgelijkheid, vermaatschappelijking van investeringen, de grond en de aarde in publieke handen, dat is de weg naar duurzaamheid. De vier wetsontwerpen vormden daartoe een aanzet, kleine stappen die een alternatieve werkelijkheid verbeeldden.

Van Kemenade ontwierp het concept van de middenschool om achterstelling van kinderen op grond van afkomst en milieu tegen te gaan. Trip loodste een wet door de Kamer die maatschappelijke groeperingen inspraak verzekerde in universitair onderzoek. De eerste stappen werden gezet op weg naar een abortuswet die vrouwen zeggenschap bood over hun eigen lichaam. 

De mens als wolf 

Noch in de wereldeconomie en de wereldpolitiek, noch in Nederland was de roep om ‘verbeelding aan de macht’ spielerei of een bom onder de samenleving. Maar het was wel een aanval op gevestigde machtsverhoudingen, want zowel in de wereld als in Nederland ging het uiteindelijk om een gelijke verdeling van inkomen, kennis en macht. 

Die aanval was echter niet succesvol. Internationaal werd in de jaren tachtig veel teruggedraaid. In Nederland kwam het niet eens zover. Wat niet bereikt was, hoefde niet teruggedraaid te worden. De marges van de democratische politiek waren inderdaad smal gebleken. We hadden er slechts aan gemorreld. 

Maar de ambitie was hoog. In hun boek De verbeelding aan de macht citeren de auteurs, Bootsma en Breedveld, Den Uyl die zei geleidelijk tot de conclusie te zijn gekomen dat het er in de politiek uiteindelijk om ging “chaos en vernietiging vóór te zijn”. Den Uyl schetste in zijn interview het doembeeld van een maatschappij waarin mensen aan hun lot worden overgelaten. “Daarin is de mens de mens een wolf. Daarin vernietigt men elkaar. Dus is er ordening nodig, een politieke actie om dat te voorkomen.” 

“ Wie door middel van ordening de chaos wil bestrijden en vernietiging wil tegengaan moet een heilig geloof hebben dat dat kan ”

Wie door middel van ordening de chaos wil bestrijden en vernietiging tegengaan moet een heilig geloof hebben dat dat kan. Dat vereist de verbeelding van een wereld die aan vernietiging weet te ontkomen en waarin chaos het aflegt tegen harmonie. Wie dat nastreeft, gelooft in maakbaarheid.

Maakbaarheid van maatschappelijke ontwikkeling en hervorming, niet door alle processen zelf ter hand te nemen, centraal geleid, maar door ze niet over te laten aan machten die alleen geïnteresseerd zijn in eigen profijt en zich weinig gelegen laten liggen aan het welzijn van kwetsbare mensen en een kwetsbare aarde. Maakbaarheid, zoals Van Mierlo dat in 1968 had geformuleerd: "We moeten een revolutie maken vóórdat die uitbreekt." 

Is er anno 2022 nog ruimte voor een verbeelding van een wereldwijde werkelijkheid waarin de mens de mens niet langer een wolf is? Een wereld die niet ten onder gaat aan chaos en waarin men elkaar en de natuur niet vernietigt?  Zou zo’n verbeelding aan de macht kunnen komen en mensen mobiliseren voor een toekomst waarin iedereen gelijke rechten heeft, niet op papier, maar echt? Is een halve eeuw na Keerpunt 1972 een Keerpunt 2022 denkbaar?

Dit is een fragment uit de lezing De verbeelding aan de macht van 10 december 2022. De volledige tekst is ook als boekje te koop bij uitgeverij Brave New Books.