De emancipatie van moderne burgers lijkt afgerond sinds de overheid de participatiesamenleving heeft afgekondigd. Big Society legt de verantwoordelijkheid bij de burger terug. Is die goed toegerust voor zijn rol in de huidige samenleving?

Individualisme en autonomie zijn geen adequate begrippen meer om te begrijpen wat mensen tot handelen aanzet. In een neoliberaal aangestuurde markt met op merken gerichte consumptiepatronen wordt hyperindividualistisch verlangen veelal door grote bedrijven voorgesorteerd. Van kritische consumptie is, de vermeende keuzevrijheid ten spijt, nauwelijks sprake in een wereld die door globalisering en digitalisering de afgelopen dertig jaar kwalitatief is veranderd. In de pluralistische samenleving van vandaag zal burgerschap intercultureel en kosmopolitisch moeten zijn.

Echter, op dit moment vergroten oude en nieuwe groepen door hun frustraties en angsten het ‘multiculturele drama’. Een slecht begrip van de betekenis van burgerschap belemmert de integratie van de verschillende groepen in de samenleving.

Bildungsoffensief

Nieuwe generaties zullen anders voorbereid moeten worden op de toekomst. Mede om die reden stelde de overheid in 2006 een nieuwe vorm van burgerschapsonderwijs verplicht voor primair en voortgezet onderwijs. In een begeleidend document bij de wetsverandering vult de onderwijsinspectie het concreet in: kennis van de staatsinrichting en diverse levensovertuigingen met vaardigheden op sociaal, economisch en ‘tot op zeker hoogte ook’ ecologisch vlak.

Maar kun je eenentwintigste-eeuwse problemen oplossen met een negentiende-eeuws begrip van burgerschap? Recent concludeerde de inspectie dat het burgerschapsonderwijs tot nu toe weinig samenhang kent. In een studie van de Europese Commissie scoren Nederlandse veertienjarige leerlingen laag.

Per 1 juli 2016 geldt de plicht tot burgerschapsonderwijs ook voor het mbo met integratie als doel. In het hbo is recentelijk een Bildungsoffensief ingezet. Minister Bussemaker heeft de Onderwijswet zo aangescherpt dat studenten in een apart vak verantwoordelijk en kritisch moeten leren denken over ‘de verschillen tussen mensen’.

Hoe maak je het verschil? Het begrip burgerschap zoals wij dat kennen uit het negentiende-eeuwse Duitsland, vormt een trits met de modern literair-historische canon (van Homerus tot Goethe) en Bildung, een breed concept van individuele vorming en ontwikkeling, dat vooral op de hogere klassen was gericht. Deze triade schraagde de natievorming en voedde de strijd voor grondwettelijke rechten. In deze politieke strijd emancipeerde de moderne burgerij zich en daartoe gingen politiek en onderwijs hand in hand.

In Nederland werden de fundamenten voor zowel de parlementaire democratie als het onderwijs in het midden van de negentiende eeuw gelegd. Wilhelm von Humboldt, de stichter van de eerste moderne universiteit in Berlijn in 1810, geeft Bildung een plek op het gymnasium. Leerlingen kunnen zich ontplooien zonder onmiddellijk maatschappelijk nuttig te zijn. In tegenstelling tot de vakscholen die in cohorten vaklieden afleveren, moet het gymnasium een vrije ruimte zijn voor het individu. Deze individualisering is het sluitstuk van de negentiende-eeuwse emancipatie.

In Nederland kreeg de ontwikkeling van de lagere klassen, in reactie op de elitaire Bildung, vorm in het concept verheffing, waarin het zowel om de algemene ontwikkeling van de individuele arbeider ging, die daardoor de mogelijkheid kreeg hogerop te komen, als ook om de morele verbetering van een deel van de samenleving.

Normaliteit

Dit alles suggereert dat emancipatie vooral tussen de oren plaatsvindt. Kennis is macht. Michel Foucault laat echter in zijn analyse van de moderne subjectwording iets anders zien: de vermeende autonomie of zelfbepaling van individuen is een effect van systematische disciplinering van wat hij ‘dociele lichamen’ noemt. Zelfbewustzijn is een product van een systematische internalisering van gedragsnormen – van een discours – waardoor handen, hart en hoofd, dat wil zeggen handelen in fysiek, sociaal en mentaal opzicht zin en richting krijgen.

“ Zelfbewustzijn is een product van een systematische internalisering van gedragsnormen ”

Het kind maakt zich dit discours eigen in het gezin – niet met je handen eten – en op school – vinger opsteken. Deze ‘normalisering’ wordt op de werkvloer voortgezet: in overzichtelijke productiehallen krijgt ieder zijn specifieke taak toebedeeld waardoor individuen zich kunnen onderscheiden. Als burgers als delinquent ontsporen of psychisch of fysiek ontregeld raken, worden ze via disciplinerende praktijken – respectievelijk de gevangenis en de kliniek – genormaliseerd en gere-integreerd.

We zouden dit drillen kunnen noemen – en Foucaults analyse gaat inderdaad terug op laat zeventiende-eeuwse legerpraktijken – ware het niet dat het dril-effect niettemin een ervaring van vrijheid oplevert: in de disciplinering ontdekt en ontwikkelt ieder individu zijn eigen specifieke mogelijkheden.

Burgerschap richt zich op normaliteit. Zeker in Nederland: doe maar normaal, dan doe je al gek genoeg. Individualisering is een normatief proces. Er wordt impliciet van een universele norm uitgegaan, idealiter: de menselijke, westerse, redelijke, blanke, volwassen, gezonde, rechtschapen, werkende, heteroseksuele, getrouwde, monogame, kinderen producerende man. Iedere term kent zijn ‘afwijking’: van dierlijk tot vrouwelijk.

Kennis wordt vergaard door de bestudering van ‘afwijkingen’ en ingezet om het beste uit mensen te halen. Macht is verdisconteerd in die kennis, maar op verschillende schalen. Het zit bij grote instituten, bij maatschappelijke organisaties, maar ook in ieders persoonlijk verlangen. Wat een individu wil, strookt doorgaans met wat grote bedrijven willen verkopen. De strijd van de ‘afwijkingen’, die we in de jaren zestig van de vorige eeuw zien losbarsten, is inmiddels veelal omgevormd tot lifestyles. GroenLinks is het politieke product van die laatmoderne emancipatie.

Knooppunt

Burgerschap verdwijnt in de jaren zeventig uit beeld. ‘Het persoonlijke is politiek’ is het ultieme hoogtepunt van de moderne individualisering. Staand op dat breukvlak doet Foucault zijn onderzoek naar de disciplinering. Hij herdefinieert macht: deze werkt niet meer uitsluitend piramidaal-repressief van bovenaf, maar vooral netwerk-productief vanaf alle kanten. Macht doorkruist alle relaties: macropolitiek, mesopolitiek, micropolitiek. Macht dringt door tot in de haarvaten van lichamen en kent niet langer een exclusief centrum. In een individu komen eerder allerlei machtswerkingen samen.

In anticiperende feedbackloops wikkelt het individu zich in en verbindt het zich met anderen. Zo vouwen netwerken zich gelaagd over het individu, dat een knooppunt in netwerken wordt. Burgerschap in zo’n netwerksamenleving, betekent allereerst ingebed zijn in op elkaar aangesloten netwerken en kunnen functioneren op verschillende schalen zodat je specifieke competenties tot hun recht komen.

Hoe werkt dit concreet? Op een school functioneren directeuren, docenten, zorgmanagers, inspecteurs, beleidsmakers, schoolbestuurders en ouders allemaal op verschillende schalen. De een dienend, de ander leidend, en allen ten behoeve van de leerlingen. Van de directeur vraagt dit dienend leiderschap. Net als alle anderen – de leerlingen incluis – is hij een exclusief, maar gedisciplineerd knooppunt in netwerken van netwerken: autonoom bij gratie van zijn relationele inbedding. Een directeur is geen absoluut heerser meer.

“ Rotterdam is een stad met 176 culturen en een Nederlands-Marokkaanse burgemeester, maar met een nationalistisch en chauvinistisch politiek discours ”

Als we het begrip burgerschap reanimeren zullen we dat moeten heroveren op de door Foucault beschreven disciplinaire invulling. Dat betekent dat de moderne normativiteit die het drillen reguleerde, ter discussie gesteld moet worden. Dat is weliswaar in de praktijk al gebeurd, maar niet in de hoofden, harten en handen van de betrokken burgers. De auteurs van dit stuk leven en werken in een stad die 176 culturen huisvest en een Nederlands-Marokkaanse burgemeester heeft, maar waar het politieke discours waarin problemen geadresseerd worden, nog grotendeels nationalistisch en chauvinistisch is.

Mediabesef

Burgerschap is een brede strategie die een integrale vorming beoogt. Waar ligt de speelruimte om een eenentwintigste-eeuws burgerschap te ontplooien? Gegeven Foucaults inzicht kunnen we slechts dan een discoursomslag realiseren, als we in de haarvaten van de primaire netwerken tussenruimte scheppen voor daadwerkelijke betrokkenheid, voor interesse. Ons lijkt de school, zeker nu deze noodgedwongen de rol van het uiterst divers samengestelde gezin overneemt, de plek bij uitstek. Niet alleen in het primaire onderwijs, maar ook in de daaropvolgende onderwijssoorten.

Maar op basisscholen, met name in sociaaleconomisch gedepriveerde wijken die zich de afgelopen dertig jaar zagen afglijden naar een kritisch niveau waarop ze, net als een oververhitte kerncentrale door hun eigen bodem dreigden te zakken, doen overbelaste docenten steeds vaker een beroep op orde scheppende en handhavende technieken.

Bovendien werkt het wankele beleid professioneel cynisme in de hand. De nadruk ligt op cognitieve vaardigheden. Dat lijkt vanzelfsprekend in een kenniseconomie en een Cito-gedreven schoolsysteem. Maar een informatiesamenleving waarin interacties en transacties steeds sneller, complexer en gelaagder worden, stelt evenals een mediasamenleving waarin nagenoeg alle comfortabele interacties op een vanzelfsprekende – dus onkritische – manier technologisch bemiddeld zijn, andere eisen. Daarin is the medium the message – of massage – geworden. Dat geldt voor de smartphone en Facebook als communicatiemiddelen, maar ook voor auto’s en vliegtuigen als transportmiddelen.

Het burgerschap dat een kritische omgang met deze ‘middelen’ stimuleert, steunt op een gedifferentieerd en kritisch mediabesef. Daarvoor geldt niet alleen ‘wat kunnen we met deze middelen of media doen? maar ook ‘wat doen zij met ons?’ Zo komt digitaal pesten in beeld, maar ook geschaalde, schone mobiliteit.

Niet drillen maar skillen

Burgerschap vergt ook een ander vakmanschap. De eenentwintigste-eeuwse samenleving zal, als we de Parijstop over klimaatverandering serieus nemen, in een zeer korte tijdspanne via een circulaire economie zijn energiehuishouding op orde moeten krijgen. Dat veronderstelt bij eenentwintigste-eeuwse burgers een mediabesef dat eco-sociale betrokkenheid en duurzaam vakmanschap stimuleert.

Het negentiende-eeuwse model van burgerschap voorziet daar niet in. Daarom dient dit aangevuld te worden met cruciale bestanddelen van de 21st Century Skills die de UNESCO heeft geformuleerd. Naast rekenvaardigheid (numeracy) en taalvaardigheid (literacy) hebben we collaboration, communication, creativity, critical thinking (C4) nodig, ingebed in een ‘leven lang leren’ en twee nieuwe vormen van geletterdheid: digital literacy en environmental awareness. Volgens de UNESCO leveren we zo ‘ethische burgers’ af die ‘een ondernemende geest’ hebben en ‘betrokken denkers’ zijn.

Het aanleren van deze vaardigheden zal gelaagd en geschaald moeten gebeuren, te beginnen in het basisonderwijs. In het voortgezet onderwijs worden de aangeleerde life skills en soft skills meer en meer toegespitst op vak-skills. In een gesprek met ons benadrukte hoogleraar pedagogiek Micha de Winter dat soft skills onontbeerlijk en dus eigenlijk hard skills zijn.

Relationele inbedding van deze vaardigheden doet emeritus hoogleraar orthopedagogiek en directeur van het NIVOZ Luc Stevens concluderen: ‘geen prestatie zonder relatie’. De vaardigheden om dat wat Evelien Tonkens ‘relationele autonomie’ noemt op te bouwen passen beter bij het eerder genoemde geglobaliseerde netwerkperspectief dan bij het negentiende-eeuwse, nationalistische model.

Op school

Het basisschooltraject van Rotterdam Vakmanstad, biedt onder de noemer ‘Fysieke Integriteit’ de eerste fase van een burgerschapsprogramma aan dat ingebed ligt in een ecosociale cirkel die uit vijf elementen bestaat: de sportlijn, de gezondheidslijn, de groenlijn, de technieklijn en de denklijn. Van groep een tot en met acht krijgen 1300 leerlingen op vier basisscholen wekelijks vijf extra vakken: aikido of judo; kook- en smaaklessen, voorlichting en EHBO; tuinieren en biologie; techniek en programmeren; vredeslessen en ecosofie.

Op twee van de vier scholen waar Vakmanstad actief is, krijgen de leerlingen dagelijks een warme lunch. Mbo’ers en hbo’ers lopen stage en ondersteunen deze lijnen. Dit programma wordt opgeschaald naar het vmbo in het kader van leertijduitbreiding en loopbaanoriëntatie. In het traject Actief Burgerschap biedt Rotterdam Vakmanstad samen met de Stichting Kunstzinnige Vorming Rotterdam (SKVR) op het Rotterdamse Vakcollege De Hef vier werkplaatsen aan.

In de Mediawerkplaats maken leerlingen HefTV. In het daaraan verbonden Vakhuis volgen basisschoolleerlingen van groep zeven en acht naschoolse lessen in techniek, gezondheid en cultuur. In het daaropvolgende traject Duurzaam Vakmanschap volgen in het mbo – ROC Albeda/Zadkine – studenten in de Vakwerf twee jaar lang wekelijks modules waarin ze getraind worden in levensstijl, financieel beheer, ondernemend handelen en duurzaam vakmanschap.

Door leerlingen al samenwerkend aan te spreken op hun interesses en van daaruit hun gebundelde krachten te versterken, wordt zo al doende een burgerschap ontwikkeld dat beter past bij de eenentwintigste eeuw: duurzaam vakmanschap.

Literatuur

  • B. Hoskins, C.M.H. Villalba en M. Saisana, The 2011 Civic Competence Composite Indicator (CCCI-2). Measuring Young People’s Civic Competence across Europe based on the IEA International Citizenship and Civic Education study, European Commission, Joint Research Centre, Institute for the Protection and Security of the Citizen. EUR 25182 EN - 2012.
  • Inspectie voor het Onderwijs, Toezicht op Burgerschap en Integratie, Rijswijk 2006.
  • M. Foucault, Discipline, toezicht en straf. De geboorte van de gevangenis, Historische Uitgeverij Groningen, Groningen 1989.
  • H. Oosterling, ECO3. Doen denken, Jap Sam Books, Heijningen 2013.
  • H. Oosterling en A.Griffioen (red.), Wat heet lichamelijk opvoeding. Ecosociale opvoeding op de basisschool, Jap Sam Books, Heijningen 2012.