Toch niet om de redenen die de theologische en filosofische auteurs er voor gaven: luiheid is het oorkussen van de duivel; wie niet actief is, staat niet open voor de weldaden van de Heer; en waar een vacuüm ontstaat, is de duivel er als de kippen bij om dat gat te vullen. We geloven immers niet in God en dus ook niet in de duivel. Neen, luiheid staat in zo’n laag aanzien, omdat ‘werk’ beschouwd wordt als zo ongeveer het belangrijkste voor een mens. Daarom is ‘lekker lui’ iets anders; dat ben je na gedane arbeid. ‘Lekker lui’ is een tijdelijke aangelegenheid; de batterij wordt opgeladen om er weer volop tegenaan te gaan.

Lui-zijn zoals Oblomov of wanneer (wat God verhoede) het basisinkomen wordt ingevoerd, is heel iets anders, is bah. Als werk echt zo belangrijk is voor wie je bent, dan is het merkwaardig dat er zelden gevraagd wordt naar de kwaliteit of het nut van dat werk: ‘dat’ er gewerkt wordt, is belangrijker dan het ‘wat’. Ik geef een voorbeeld: onlangs ontving ik van een nijvere ambtenaar binnen mijn organisatie een officiële brief: op grond van mijn eigen voordracht (“en gelet op uw vakdeskundigheid”) werd ik door de examencommissie aangewezen tot het afnemen van tentamens en examens op mijn vakgebied.

Het moet niet veel gekker worden. Ik ging er namelijk altijd al van uit dat het lesgeven en het examineren van studenten de kern was van mijn taak als (hoog)leraar. Daarvoor heeft de universiteit mij ingehuurd. Een tamelijk nutteloze brief, zo lijkt me. Het wordt nog mooier: deze ‘aanwijzing’ is maar geldig tot het einde van het academiejaar. Daarna moet ik opnieuw ‘aangewezen’ worden, uiteraard na mijn eigen voordracht. Om wat voor werk gaat het hier? In onze maatschappij schijnen diverse personen in opdracht van diverse commissies (en die weer in opdracht van andere commissies) ijverig bezig te zijn met het verrichten van tamelijk overbodige werkzaamheden.

Maar geldt dat ook niet voor mijn eigen werk? Mijn universiteit roept me voortdurend op om mijn perspectief te veranderen. En ik moet werken aan baanbrekend onderzoek en aan toppublicaties. Ik doe netjes mijn best, ook al weten we allemaal dat de meeste artikelen in de zogenaamde (uiteraard Engelstalige) toptijdschriften maar door gemiddeld 2,5 persoon worden gelezen. Daarom betitelt de antropoloog Graeber veel van de banen in onze maatschappij als ‘bullshitbanen’. Degenen die dergelijke banen vervullen, weten volgens hem eigenlijk zelf ook wel dat hun werk nutteloos is.

“ Luiheid past goed bij een groenere levensstijl ”

In de jaren 30 voorspelde de econoom Keynes nog dat de werkdruk als gevolg van technologische vooruitgang flink zou afnemen. Maar dat is helemaal niet gebeurd. Er zijn allerlei banen en functies gecreëerd die er in feite helemaal niet toe doen, zoals bij management, diensten en administratie. ‘Banen die er niet toe doen’ roept herinneringen op aan de voormalige communistische landen. Daar was volledige werkgelegenheid. Maar wat een aanfluiting. Ik herinner me een restaurant in Moskou waar nauwelijks iets te eten was, maar waar wel vier keer zo veel personeel rondliep als er klanten waren.

Is het tegenwoordig veel anders? Uiteraard leven wij in overvloed, maar die is niet te danken aan de bullshitbanen van Graeber. Is dat erg? Misschien niet, wanneer we maar beseffen dat de waarde van ‘werk’ veel minder groot is dan we denken. Misschien is het hoog tijd om eens wat meer respect te hebben voor luiheid. Bovendien past luiheid goed bij een groene levensstijl.