Vind je – heel scherp gesteld – dat de staat in principe moet kunnen beschikken over jouw organen tenzij je daar expliciet bezwaar tegen maakt (opt-out)? Of vind je dat burgers alleen op eigen initiatief en door een positief besluit hun organen ter beschikking van anderen kunnen stellen (opt-in), ook al gaat dat ten koste van mensenlevens? Geen gemakkelijke zaak; hoe zou je over zoiets kunnen beslissen? Wellicht door middel van een analogie.

De analogie die bij mij opkwam, is afkomstig van wat wel eens lacherig ‘trolleologie’ wordt genoemd. Dat is de intellectuele bezigheid van het bedenken van steeds ingewikkelder ‘trolley-problemen’. Het uitgangspunt ervan was een relatief simpel gedachtenexperiment. Stel dat je een trein ziet aankomen die op hol is geslagen, en dreigt vijf mensen die verderop op het spoor aan het werk zijn te doden. Je kunt die mensen niet meer waarschuwen; het enige wat je kunt doen, is een nabij gelegen wissel omzetten zodat de trein op een ander baanvak terecht komt waar één persoon aan het werk is.

Mag dat, moreel gesproken? De meeste mensen, zo blijkt uit psychologisch onderzoek, vinden van wel: het omzetten van de wissel betekent de redding van vijf mensen ten koste van één. Een positief resultaat. Maar dat verandert wanneer de situatie wordt gewijzigd. Stel je voor dat je op een brug boven de rails staat en de trein alleen kunt stoppen door een dikke man die naast je staat, van de brug af te gooien. Hij blokkeert dan de trein, komt te overlijden en de vijf mogelijke slachtoffers worden gered.

Mag dat? Uit dat onderzoek blijkt dat veel mensen in dit geval aarzelen: iemand de dood in duwen wordt moreel gezien als heel anders ervaren dan het verzetten van een wissel, ook al is de uitkomst hetzelfde.

Wat kan deze analogie ons leren? Het is niet onaannemelijk om het huidige opt-in systeem voor orgaandonatie te vergelijken met een op hol geslagen trein: er is een schrijnend gebrek aan orgaandonoren met een groot aantal sterfgevallen tot gevolg. Zijn die vermijdbaar? Kan die ‘trein’ gestopt of vertraagd worden?

Ja, zo is de verwachting: een systeem waarbij iedereen zijn voorkeur wat donatie betreft moet vastleggen, zal – zeker op termijn – leiden tot meer beschikbare organen en dus tot minder onnodige doden. Maar voor de keuze voor een dergelijke verplichte registratie moet een prijs worden betaald. Uiteraard niet die van het opofferen van een of meerdere personen, maar wel die van het opgeven van de intuïtief plausibele gedachte dat iedereen in principe mag beschikken over het eigen lijf, en enkel pas op eigen initiatief en met vrije instemming als donor kan worden aangemerkt.

“ Is het invoeren van het nieuwe systeem een relatief kleine of een relatief grote inbreuk op wat wij moreel aanvaardbaar vinden? ”

Hoe hoog die prijs is? Dat is nu precies de vraag. Lijkt het opgeven van die gedachte meer op het verzetten van de ‘wissel’ of op het ‘duwen’? Is het invoeren van het nieuwe systeem, met andere woorden, een relatief kleine of een relatief grote inbreuk op wat wij moreel aanvaardbaar vinden? Eén ding maken de overeenkomsten tussen het huidige systeem van orgaandonatie en de ‘dodelijke trein’ in ieder geval duidelijk: ook de keuze voor het behouden van de opt-in situatie is allesbehalve vrij van morele problemen.