De afgelopen maanden is er veel discussie geweest over het wetsvoorstel dat een einde moet maken aan de onverdoofde rituele slacht. Uiteindelijk stemde de Tweede Kamer in met een bijna volledig verbod. Er kon alleen een uitzondering worden gemaakt als er onafhankelijk bewijs zou zijn dat onverdoofde rituele slacht geen extra dierenleed veroorzaakt. Op het moment dat ik dit schrijf, moet de Eerste Kamer nog beslissen over dit wetsvoorstel. Ik krijg dan ook als Eerste Kamerlid een grote verzameling mails, brieven, documenten, filmpjes en nog meer met de bedoeling mij de ene of de andere kant op te bewegen. 

Religieus respect voor dieren

Het is een moeilijke afweging omdat het gaat over dierenwelzijn en godsdienstvrijheid. Daaronder ligt echter nog een andere vraag: hoe denken we over de verhouding tussen mens en dier? Die vraag speelt in religies een belangrijke rol, omdat het daarin gaat over wat nu het eigene is van mens-zijn. En dat eigene wordt duidelijk als we kijken naar het verschil tussen mens en dier en tussen mens en godheid. Daarom zijn er in veel religies ook allerlei regels en taboes die ervoor moeten zorgen dat de mens zich niet gaat gedragen als de dieren en zich ook niet inbeeldt dat hij goddelijk is.

Ideeën over die relatie tussen mens en dier gaan natuurlijk een heel bijzondere rol spelen als het gaat over het doden van dieren. Daarom gelden er in de Joodse godsdienst en de Islam heel precieze regels bij dat doden. In de kern van de zaak hebben die met respect voor het dier te maken. Als je dan toch een dier doodt, zorg er dan voor dat het zo snel en pijnloos mogelijk doodbloedt. Er zijn verschillen tussen de Joodse en Islamitische rituele slacht, maar deze basis van respect speelt bij allebei mee.

Het is daarom ook voor Joden en Moslims een pijnlijke ervaring dat er over hun rituele slachtmethoden gezegd wordt dat die barbaars en dieronvriendelijk zijn. Vanuit hun traditie stond juist zorg voor het dier centraal, en ook het besef dat het niet vanzelfsprekend is dat je een dier, een medeschepsel, van het leven berooft. Ze waren ervan overtuigd dat ze zorgvuldig met dieren omgaan door hen volgens hun religieuze regels te doden. En dan opeens zo'n verwijt...

Het verwijt doet des te meer pijn omdat de gewone industriële manier waarop we in Nederland met dieren omgaan ver afstaat van datzelfde respect. Jaarlijks worden er 500 miljoen dieren gekweekt en geslacht. Opgesloten, verminkt, van hot naar her gesleept en gedood. Hier zijn dieren niet in de eerste plaats levende wezens, medeschepselen, maar producten in een economisch proces. Natuurlijk zijn er volop boeren met hart voor hun dieren, maar we zijn toch ver verwijderd geraakt van de klassieke boerderij waar mens en dier samen leefden.

Drie visies

Eigenlijk zijn er vandaag de dag drie fundamenteel verschillende visies op de relatie tussen mens en dier. De eerste, die we bij sommige dierenactivisten vinden, ziet mens en dier als gelijkwaardig. Eigenlijk zijn mensen natuurlijk ook dieren, en met elkaar maken we deel uit van het totale ecosysteem. Er is eigenlijk geen reden waarom de mens zomaar over het leven van dieren zou mogen beschikken.

Vaak leidt deze visie tot een keuze voor vegetarisch leven, of zelfs veganistisch: geen enkel dierlijk materiaal wordt gebruikt, ook geen wol of melk. Het is een nobele visie, maar natuurlijk zitten er grenzen aan. Er is nu eenmaal ook verschil tussen mensen, apen, koeien, ratten, kikkers, wespen, enzovoorts. Bijna niemand beweert dat alle dieren op dezelfde manier ons respect en bescherming verdienen en dus niet gedood mogen worden. De vraag is alleen waar we de grens trekken.

De tweede visie is er een van industriële omgang met dieren. Hier zijn dieren vooral productiemiddelen die zo efficiënt mogelijk moeten worden ingezet voor de productie van vlees, melk, eieren. Zorg voor de dieren is hier vooral ingegeven door de wens te voorkomen dat dieren ziek worden en dus meer gaan kosten. Veel consumenten gaan eigenlijk ook zo met dieren om. Ze houden enorm van hun huisdieren, die soms bijna als kinderen voor hen zijn. Maar het lapje vlees moet vooral onherkenbaar zijn, een industrieel product waaraan je niet meer kunt zien dat het een levend wezen was. Het dier is een ding.

Tussen die twee uitersten – het dier als gelijkwaardig aan de mens en het dier als ding – staat de derde visie die vindt dat de mens verantwoordelijk is voor deze wereld en dus ook voor de dieren. Bij deze visie, die we ook in veel religies herkennen, mag de mens op zich beschikken over dieren, maar moet de mens er ook voor zorgen dat dieren een goed leven hebben. Het doden van een dier moet dan ook met respect gebeuren en zoveel mogelijk leed vermijden. Maar ook hier zitten grenzen aan, want de manier waarop dieren elkaar doden, is vaak minstens zo gruwelijk, en dan laten we de natuur zijn gang gaan.

Kan het beter?

Waarschijnlijk zullen de meeste mensen het wel ongeveer met de derde visie eens zijn. We vullen het steeds net een beetje anders in, maar er lijkt consensus dat dieren geen mensen en geen dingen zijn en dat respect de basis voor de omgang moet zijn. Als dat zo is, dan is er dus ook alle reden om kritisch te zijn op alle situaties waar dat respect in het geding is. Bijvoorbeeld in de industriële veehouderij met haar megastallen en massale slacht, maar ook in de rituele slachtpraktijk is heel veel te verbeteren.

Vele eeuwen geleden koos men voor een bepaalde manier van slachten omdat dat de meest zorgvuldige en diervriendelijke manier was, maar dat was wel 'met de kennis van toen'. Het kan geen kwaad om vandaag de dag opnieuw na te denken over de vraag hoe we zorgvuldig met dieren omgaan als we ze doden.

Wat dat betreft hoop ik dan ook dat de discussie over het verbieden van de onverdoofde rituele slacht Moslims en Joden aan het denken zet. Bij de huidige discussie komt de nodige polarisatie mee. Het lijkt me ook moeilijk die te vermijden, want de gevoelens gaan diep en de gevolgen zijn groot. Bij voor- en tegenstanders van het wetsvoorstel gaan de hakken dan ook in het zand en dat leidt tot soms onaangename discussies.

Als de rook is opgetrokken en een definitief besluit is genomen (welk besluit ook), staan de samenleving als geheel en de religieuze gemeenschappen in het bijzonder voor de vraag welke stappen we kunnen zetten om dierenwelzijn te bevorderen. Want kennelijk is dat het doel van de dierenbeschermers zowel als van degenen die de rituele slacht verdedigen.

Als het stof is neergedaald, kunnen de dierenbeschermers hun aandacht richten op de omgang met productiedieren en hopelijk krijgen ze daar dan ook kamermeerderheden voor (al moet ik zeggen dat ik niet heel erg hoopvol ben op dit punt). En als het stof is neergedaald, kunnen Joden en Moslims stappen gaan zetten om hun rituele slachtpraktijk te verbeteren. De teelt en aanvoer van dieren, de bejegening, de zorgvuldigheid bij het slachten, er zijn zeker punten van verbetering te vinden.

En ook kan de discussie gevoerd worden of er vormen van verdoving zijn die aansluiten bij de intenties van de geloofsregels. Ook religieuze tradities blijven namelijk altijd in beweging. Het kan ook van religieuze wijsheid getuigen om oude tradities nog eens kritisch te bekijken.

De kunst zal zijn om niet te blijven steken in de polarisatie en makkelijke vijandbeelden, maar constructief te kijken hoe we dierenwelzijn kunnen verbeteren in zowel de industriële als de rituele slacht. Want over die intentie zijn we het kennelijk eens. Als dierenwelzijn doel is van dierenbeschermers en religieuze gemeenschappen, dan moet er een constructief gesprek mogelijk zijn. 

Dit artikel verscheen eerder in De Cascade 8(2), opinieblad van stichting Cosmicus.