Nieuwe Helling verschenen

Als kind uit een links nest droomde ik er vroeger van naar Latijns-Amerika te gaan en ‘il pueblo’ te helpen bij de strijd tegen tirannen als Somoza, Baby Doc en Duarte. Later las ik met rooie oortjes verhalen over de internationale Brigades, die naar het door burgeroorlog verscheurde Spanje togen om daar tegen Franco te vechten.

En, politiek volwassen geworden, liep ik mee in demonstraties om sancties en boycotacties te eisen tegen het apartheidsregime in Zuid-Afrika. Mensenrechtenschendingen zijn voor links van oudsher een reden om op te roepen tot bescherming van slachtoffers, desnoods gewapend.

Met de komst van de Responsibility to Protect (R2P) bij de VN, lijkt links op zijn wenken bediend: wanneer landen de mensenrechten van hun eigen burgers op forse wijze schenden, mag de internationale gemeenschap ingrijpen. Maar hoe werkt dat in de wereld van na de val van de Berlijnse muur en van na 9/11?

In de jaren van het gewelddadige uiteenvallen van Joegoslavië, de genocide in Rwanda en de golfoorlogen, verging mij als radiojournalist iedere neiging oorlog, al heet die een bevrijdingsstrijd, te romantiseren: de complexiteit van conflicten maakt het idealiseren van één partij onmogelijk en zelfs gevaarlijk. Bovendien is het moeilijk je te identificeren met verzetsstrijders met religieus-extremistische ideeën.

De romantiek mag verdwenen zijn; het gevoel voor verantwoordelijkheid is gebleven: GroenLinks steunde de politiemissie naar Afghanistan met het argument dat we de mensen daar niet in de steek kunnen laten. De door sommigen luid geuite twijfel over het vreedzame karakter verstomde snel op het congres. De vredesbeweging, die decennialang de verwoestende werking van elke oorlog aan de orde stelde, is als politieke factor verdwenen.

Voor een kritisch geluid kan men nog terecht bij enkelingen, zoals de Franse filosoof Jacques Rancière, die in een artikel over R2P stelt dat mensenrechten er tegenwoordig vooral voor de rechtenlozen, de opgejaagden en door genocide bedreigden zijn. En aangezien deze niet zelf voor hun rechten kunnen opkomen, moeten anderen dat doen.

Dat gebeurt in de naam van een nieuw recht op interventie, dat wat betreft Rancière uiteindelijk neerkomt op het recht van invasie. Rancière ontdoet de ‘helpers’ van hun laatste spoortje romantiek en ontmaskert ze als najagers van eigenbelang.

De vraag is nu: werpt links zich op als de voorvechter van R2P als een principe waarvoor ze altijd al heeft geijverd? Of kritiseert ze R2P als een mooi geborduurde schaamlap voor de bescherming van geopolitieke en economische belangen door rijke landen? Dit debat is nog onbeslist, al neigen de meeste auteurs in deze Helling naar het eerste standpunt.

Wellicht is er een derde positie mogelijk, zoals van iemand die zich, diep doordrongen van de precaire positie van mensenrechten, de complexiteit van conflicten en de eigen onvermijdelijke partijdigheid daarbinnen, toch engageert. Maar of zo’n houding mogelijk is in de huidige politieke verhoudingen?

Met bijdragen van: Mariko Peters, Joost Lagendijk, Martijn Dadema, David Rieff, Thomas Mertens en Nanda Oudejans. De kunstenaars Alfredo Jaar en Guido Kleene gaven vorm aan een indringende proloog over Rwanda.

Verder in deze Helling: Ger Groot over GroenLinks en de gemeenschap, Marius Ernsting over het boek Vrijzinnig Paternalisme en Theo Salemink over links en religie.

Meer is hier te vinden. 

De Helling, kwartaalblad voor linkse politiek, Postbus 8008, 3503 RA Utrecht.

Abonnementsprijs: 32,50 per jaar, 8,50 per nummer, jongerenabonnement 16,50.