Twee maanden geleden ben ik in de gelegenheid gesteld door Bureau de Helling om een debat te starten over mensen met een handicap in relatie tot arbeidsmarktopinie. Mijn openingsartikel heeft vier reacties van relevante beleidsmakers opgeleverd. Dat vind ik zeer positief. Echter, helaas gaat geen van de vier artikelen echt in op mijn stelling. Liever zoeken deze beleidsmakers zo snel mogelijk weer toevlucht tot hun eigen politieke stokpaardjes. En dat was nu net waar mijn artikel juist niet over ging...

De stelling van mijn artikel was: er is een tweedeling in arbeidsmarktopinie en arbeidsmarktbeleid in Nederland:

  • 'gewone' arbeidsmarktopinie en -beleid: dat gaat over werk, werknemers en ondernemers,
  • 'handicap-arbeidsmarkt'-opinie en -beleid: dat gaat slechts over Wajong, Participatiewet, subsidies, quota en regelingen. Zelden gaat dat over werk, werknemers en ondernemers.

Mijn artikel gaat dus niet over concrete maatregelen op korte termijn en het quotum. Toch leid ik uit de artikelen van Hartveld en van De Beaufort & Kuijpers af dat zij graag willen horen welke concrete maatregelen ik in gedachten heb en dat ze het niet alleen over 'mooie praatjes' en 'woorden' willen hebben.

Die 'mooie woorden' zijn overigens precies hetgeen wat ik mis in alle politieke partijprogramma's en in de meeste arbeidsmarktopinies (dus ook van FNV en van de Teldersstichting), maar dat terzijde. Overigens frappant dat Leo Hartveld het over concrete maatregelen wil hebben en zelf slechts twee oplossingen benoemt. Maar goed, ik ben niet de flauwste en zal een aantal zaken kort benoemen (1):

  1. Er moet meer gedaan worden aan het voorlichten van werkgevers, rechtstreekse contacten tussen werkgevers en mensen met een handicap en vooral het matchen van werkgevers en werkzoekenden.
  2. Kinderen en jongeren met een handicap zijn vaak nog niet optimaal voorbereid op de arbeidsmarkt. In opvoeding en in gewoon meedoen is nog een wereld te winnen (2), maar ook in onderwijs. Maatwerk is nodig, voorzieningen moeten sneller toegekend worden en er moet meer nadruk gelegd worden op pedagogische en psychologische vaardigheden bij docenten. Alleen dan kunnen meer 'lastige' kinderen regulier onderwijs volgen. Ook hier is een cultuurverandering nodig dat kinderen met een handicap 'ook' gewone kinderen zijn: het is een illusie om te denken dat dit alleen door regeltjes gaat veranderen.
  3. Er moet nagedacht worden over hoe we mensen die niet in staat zijn om zich om de haverklap te oriënteren op de volgende baan, kunnen ondersteunen bij optimale werkzekerheid (3).
  4. Wat ik al genoemd heb in m'n vorige artikel: mensen met een handicap dienen onderwerp te zijn in 'gewone' arbeidsmarktopinie.

Reactie op reacties

Voor ik terugkeer naar de stelling, reageer ik nog op een paar zaken. Het is zeer positief dat Leo Hartveld het met me eens is dat een andere beeldvorming over mensen met een handicap noodzakelijk is. Hij vraagt ook hoe we dat kunnen bewerkstelligen. Mijn antwoord: arbeidsmarktdeskundigen en opiniemakers hebben hierin een rol, aangezien zij voor een deel deze beeldvorming bepalen. Ook mensen met een handicap die mogelijkheden hebben, zullen zich meer empowerd op moeten stellen.

FNV kan ook wat doen: mensen met een handicap niet meer neerzetten als per definitie kwetsbaar en afhankelijk (4), maar een positievere benadering gebruiken. Ook al hebben sommigen (veel) ondersteuning nodig, dan nog maakt dat mensen met een handicap niet per definitie 'kwetsbaar'.

In het artikel van De Beaufort & Kuijpers staan een aantal zaken die onjuist zijn. Zij stellen dat ik me erger aan financiële stimulansen door de overheid. Dit klopt niet: ik heb helemaal niets tegen financiële stimulansen. Deze zijn immers in bepaalde situaties een belangrijke voorwaarde. Wel heb ik iets tegen de wijze waarop mensen met een handicap voornamelijk worden gezien als 'financieel probleem' en te weinig als (potentiële) werknemers en ondernemers.

Ook zeggen De Beaufort & Kuijpers dat de door mij genoemde onderzoeken alleen inzoomen op werkgevers die al medewerkers met een handicap in dienst hebben en dat de genoemde redenen niet gelden voor werkgevers die geen medewerkers met een handicap in dienst hebben.

Los van het feit dat De Beaufort & Kuijpers voor deze bewering geen enkel onderzoek of bron noemen, blijkt dat ze mijn bronnen niet hebben gelezen. Immers, in vier van deze onderzoeken komen zowel werkgevers met als werkgevers zonder medewerkers met een handicap aan bod. Uit deze onderzoeken blijkt dat beide groepen werkgevers toch echt als belangrijkste redenen noemen om wel aan te nemen: maatschappelijk verantwoord ondernemen en werk dat aansluit bij de persoon (5).

En als belangrijkste redenen om niet aan te nemen: gebrek aan geschikt werk of het niet kunnen bieden van de nodige ondersteuning of aandacht (6). Ook deze bewering van De Beaufort & Kuijpers klopt dus niet. Overigens is de impact van financiële compensaties is niet eenduidig en ook niet de belangrijkste reden om wel of niet aan te nemen (7).

Op het eind van het artikel zeggen De Beaufort & Kuijpers: 'Niet omdat een gehandicapte per definitie minder productief is, (...).' Deze regel riekt naar discriminatie. Allereerst zijn er vele voorbeelden van mensen met een handicap die minstens even productief zijn als 'gewone' mensen. Zoals Jetta Klijnsma, Yolan Koster (wethouder in Woerden), Vincent Bijlo, of al die andere mensen met een handicap die gewoon zeer productief zijn. Daarnaast zou ik - om een belletje te laten rinkelen - graag de laatste zin willen herhalen, maar dan iets anders:

  • 'Niet omdat een vrouw per definitie minder productief is, (...)'
  • 'Niet omdat een moslim per definitie minder productief is, (...)'
  • 'Niet omdat een homoseksuele per definitie minder productief is, (...)'
  • 'Niet omdat een oudere per definitie minder productief is, (...)'

Ik ben benieuwd hoe dergelijke zinnen worden gelezen. In mijn optiek is dit namelijk ook discriminatie, net zoals de zin van De Beaufort & Kuijpers over mensen met een handicap.

De Beaufort & Kuijpers sluiten af met 'maar alleen in een hoekje zitten mokken over wat we allemaal niet leuk vinden helpt ons niet verder.' Dit is naar mijn mening niet alleen arrogant; het slaat ook de plank volledig mis. Met dit artikel zoek ik immers juist de publiciteit! Daarnaast heb ik het recht om kritisch te zijn over de wijze waarop mensen met een handicap (niet) voorkomen in arbeidsmarktopinie en media. Niet in de laatste plaats omdat het (ook) over mij gaat. Als dat door De Beaufort & Kuijpers bestempeld wordt als 'in een hoekje zitten mokken', geeft dat alleen maar aan hoe hoog en ivoren de torens van de Teldersstichting zijn...

Stempelen

Mijn artikel ging over de stelling dat er een tweedeling in arbeidsmarktopinie is. Zoals gezegd wordt hier nauwelijks op gereageerd. Men is weer voornamelijk bezig met de eigen partijstandpunten over de Wajong, het quotum en de Participatiewet. Wat een ironie! Want als er drie zaken zijn waarover ik het niet wilde hebben in dit debat, dan zijn dat wel het quotum, de Participatiewet, het 'geWajonger' en de zogenaamde 'Wajongeren' (8).

Artikelen, symposia, debatten, onderzoeken en conferenties over deze drie onderwerpen stapelen zich maar op en oplossingen blijven vooral gezocht worden in regelingen of de schuld bij de ander leggen. Ook in dit debat. Bij Hartveld gaat het binnen vier regels over die stoute werkgevers, bij Heerma wordt er binnen twee alinea's weer 'geWajongerd', bij Beaufort & Kuijpers komt er een onderhoudende uitleg over de theorie van het menselijk kapitaal (9) en een pleidooi voor financiële regelingen en bij Kroon wordt gezegd dat nadenken over de toekomst eigenlijk te abstract is en dat het in Doetinchem erg goed gaat.

Hoe interessant allemaal ook, het gaat voor het overgrote deel niet over de stelling. Een paar reacties worden hierop wel gegeven. Hartveld en Kroon zeggen dat 'we het gewoon moeten doen'. Hartveld zegt ronduit dat nadenken helemaal niet hoeft. Heerma geeft ruiterlijk toe dat er gestempeld wordt en dat het beleidsmakers anders niet lukt. Helaas doet hij in dit artikel precies waar mijn eerste artikel zich tegen richtte: voornamelijk 'Wajongeren' . De Beaufort & Kuijpers vinden dat mensen met een handicap niet in gewone arbeidsmarktopinie (apart) benoemd moeten worden en dat dat voor mij juist welkom zou moeten zijn.

Helaas begrijpen zij geheel mijn punt niet: waar in arbeidsmarktopinie andere 'groepen' vaker wel benoemd worden, zoals mannen, vrouwen, hoogopgeleiden, laagopgeleiden, autochtonen, mensen van buitenlandse afkomst / nieuwe Nederlanders, ZZP'ers, ouderen en jongeren, daar worden mensen met een handicap bijna nooit benoemd. Het is juist stempelen om iedereen te benoemen behalve mensen met een handicap. En het is juist stempelen om wat betreft mensen met een handicap nooit na te denken over de arbeidsmarkt en het bij hen slechts te hebben over de Participatiewet en het quotum.

Helaas blijven arbeidsmarktdeskundigen, opinie- en beleidmakers de illusie koesteren dat je het bij mensen met een handicap nooit over werk hoeft te hebben en dat zij nooit onderdeel hoeven uit te maken van gewone arbeidsmarktopinie en -beleid. Dit is zeer onwenselijk, omdat er nu oplossingen voor 'de werknemer' en 'de ondernemer' worden bedacht die niet voor iedereen mogelijk zijn, zoals flexibeler worden, Leven Lang Leren, digitalisering, de kenniseconomie en thuiswerken. Er wordt te weinig nagedacht hoe mensen die niet kunnen voldoen aan de 'standaardoplossingen' wel werkmogelijkheden geboden kunnen worden. Dit besef landt maar niet.

Als we willen dat ieder mens met arbeidsmogelijkheden daadwerkelijk kan werken in de toekomst, moet er nagedacht worden over hoe ook zij kunnen werken op de arbeidsmarkt van de toekomst. Als we alleen maar nadenken over Participatiewet, quota en subsidies, dan kunnen we nog honderd jaar blijven denken in regelingen, voortdurend regelingen afschaffen en telkens weer nieuwe regelingen verzinnen ; het zal mensen met een handicap niet geschikter maken als werknemer of ondernemer.

Maar nogmaals: het kan anders! Eén voorbeeld gaf ik al in m'n eerste artikel. (10) Een ander voorbeeld is een artikel over flexibel werk, waarin nagedacht wordt over 'ook' mensen met een handicap. (11) En in een artikel over zelfredzaamheid wordt overdacht hoe mensen die niet zelfredzaam genoeg zijn optimaal ondersteund kunnen worden (12): in dit artikel wordt geen enkele 'groep' expliciet benoemd, maar toch stilgestaan bij iedereen door te benoemen dat niet iedereen gebaat is bij dezelfde oplossing.

Deze arbeidsmarktartikelen geven het goede voorbeeld: er wordt nagedacht over iedereen, en mensen met een handicap maken onderdeel uit van iedereen. Hopelijk krijgen deze voorbeelden de navolging die nodig is. Ook al weten we alle antwoorden nog niet. Sommige antwoorden kunnen immers niet van vandaag op morgen gegeven worden: voor duurzame oplossingen is tijd nodig, en een lange termijnvisie die niet 'zomaar' ontstaat. Maar laten we daarmee vandaag al beginnen. Door het stellen van de vragen waar het echt om gaat. Alleen dan is er een kans dat in de toekomst iedereen werkt naar vermogen. 

Voetnoten 

1. Meer hierover is te lezen in m'n eerdere publicaties:

  • Blok (2008): Wajongers in dienst van reguliere werkgevers. Een empirisch onderzoek naar de belangrijkste factoren die leiden tot reguliere banen voor mensen met een Wajong-uitkering ;
  • Blok (2011): De beperkingen van de toekomstige arbeidsmarkt.Opgenomen in: Het wassende weten. Opvattingen over de toekomstige arbeidsparticipatie van jongeren met een beperking in een veranderende arbeidsmarkt vanuit verschillende disciplines en verschillende perspectieven, CrossOver (2011) ;
  • Blok (2013): Naar een andere beeldvorming over mensen met een handicap, gepubliceerd op de site van de Wiardi Beckman Stichting.

2. Sleeboom, Hermanns & Hermanns (2010), Meedoen leer je door mee te doen.

3. Voor ideeën: zie Het wassende weten. Opvattingen over de toekomstige arbeidsparticipatie van jongeren met een beperking in een veranderende arbeidsmarkt vanuit verschillende disciplines en verschillende perspectieven, CrossOver (2011).

4. Zie de campagne "Laat kwetsbaar Nederland niet vallen". Let vooral ook op het woordje 'ze' in de url http://www.laatzenietvallen.nl/ : mensen met een handicap zijn vooral 'ze', niet 'we'. Kennelijk zijn zij een 'groep' waarvoor opgekomen moet worden door mensen zonder handicap.

5. Paragraaf 7.3.3 van UWV (2011) ; pagina 6 en 16-18 van Cedris (2011) ; hoofdstuk 6 en 7 van Van Lierop ; hoofdstuk 5 en 6 van Plakman (2008). Zie ook m'n vorige artikel. Daarnaast: Van Wijk, Brouwer & Smit (2012), Inclusieve arbeidsorganisaties, paragraaf 7.4. Opgenomen in Belemmerd aan het werk (SCP)

6. Zie voetnoot 6.

7. Naast de al genoemde onderzoeken, zie bijvoorbeeld ook:

  • De Graaf-Zijl, Berkhout, Hop & De Graaf (2006), De onderkant van de arbeidsmarkt vanuit werkgeversperspectief, pagina 23-25 en hoofdstuk 6.
  • Versantvoort (2012), Financiële prikkels in arbeidsongeschiktheidsregelingen, paragraaf 8.2.2. Opgenomen in Belemmerd aan het werk (SCP).
    Veel (financiële) ondersteuningmaatregelen bestaan overigens al vanaf de jaren '90 en zijn dus zeker niet nieuw. Uit de contacten die ik heb met (kleine) werkgevers blijkt dat ze best wel willen, maar dat ze nog vaak onbekend zijn met deze regelingen en met de doelgroep. En dat ze vaak niet weten waar ze moeten zijn om potentiële werknemers met een handicap te vinden. Daarnaast vrezen zij vooral de bureaucratie en 'het gedoe' die ze verwachten als ze een werknemer met een handicap aannemen.

8. Nog vaak wordt gedacht dat mensen in de Wajong vooral jongeren zijn. Dit is niet zo: de meerderheid is 30 jaar of ouder. Echter, vermoedelijk wordt deze verkeerde gedachte, aangewakkerd door het gebruik van de term 'Wajongeren' ("Dat zullen wel jongeren zijn."), maar we zeggen toch ook niet WW'eren, WAO'eren, WAZ'eren, WWB'eren, ZW'eren, IOAW'eren, WIA'eren en NUG'eren?

9. Deze theorie heb ik zelf overigens ook uitvoerig behandeld in m'n onderzoek Wajongers in dienst van reguliere werkgevers. Een empirisch onderzoek naar de belangrijkste factoren die leiden tot reguliere banen voor mensen met een Wajong-uitkering. Uit mijn onderzoek blijkt dat de 26 werkgevers die meewerkten aan mijn onderzoek vooral handelden volgens de matchingtheorie, de constructivistische theorie van Weick en de algemene attitude-gedragstheorieën.

10. Boonstra (2011): Flexibel waar het kan, zeker waar het moet

11. Nauta (2012): Iedereen aan het flexibele werk, gepubliceerd op de website van Sociale Vraagstukken.

12. Wilthagen & Dekker (2012): Zelfredzaamheid op de arbeidsmarkt komt niet uit de lucht vallen, gepubliceerd op de site van Sociale Vraagstukken.