11 september, Instituto Cervantes, Utrecht

Hoewel het gemeenschappelijke vredes- en veiligheidsdenken geformuleerd moest worden op het moment dat de muur viel, is dit denken tot op de dag van vandaag doordesemt van het Koude-Oorlogspacifisme: tegen wapenhandel en met name tegen kernwapens, tegen de NAVO, voor bredere internationale veiligheidsorganisaties als de VN en de OVSE en voor aandacht voor andere manieren om conflicten te beslechten.

In de loop van de tijd zijn hier wel lichte aanpassingen op gekomen, maar feitelijk vormt dit nog steeds de kern van het denken binnen GroenLinks over oorlog en vrede. Het verklaart misschien ook de worsteling van GroenLinks met de humanitaire interventies waar de partij in de jaren '90 een standpunt over in moest nemen.

Bezoekers van het symposium met vooraan Anne de Boer (stafmedewerker Bureau de Helling) en Dick Pels (oud-directeur Bureau de Helling). Kort nadat in 2000 een nieuwe basistekst over vrede en veiligheid was vastgesteld, waarin ook de discussie over humanitaire interventies was meegenomen, diende zich het tweede kantelmoment aan in de geschiedenis van GroenLinks: de aanslagen van 11 september 2001 en de War on Terror. Deze War on Terror stond centraal bij de partijdiscussies over Afghanistan die zich het eerste decennium voortsleepten (tot en met Kunduz), maar ook bij de discussie vorig jaar rond Mali en thans bij IS in Irak en Syrië.

Deels kan GroenLinks hierbij uit de voeten met het ontwikkelde gedachtegoed over humanitaire interventies, maar deels spelen ook vraagstukken die met het specifieke probleem van (religieus gemotiveerd) terrorisme te maken hebben en die binnen de partij nooit echt zijn uitgediscussieerd. Een eerder dit jaar door de Midden-Oostenwerkgroep van GroenLinks geplande discussie over dit onderwerp is om uiteenlopende redenen niet doorgegaan, terwijl deze voor de huidige IS-discussie wel erg relevant zou zijn (geweest).

Gerrit Pas betoogt dat de bereidheid om met militaire macht burgers te beschermen een nieuwe constante is in het vredes- en veiligheidsdenken van GroenLinks. De fractie stemde in 1991 om deze reden voor een No-Fly Zone boven Iraaks Koerdistan, terwijl er geen VN-mandaat was, om burgers te beschermen en het lijkt er op alsof de fractie om dezelfde reden ook zal instemmen met een militaire operatie tegen IS in vrijwel hetzelfde gebied.

Een andere constante is wat Pas een 'zwabberkoers van de Tweede Kamerfractie' noemt. Er zijn in de loop van de jaren nogal eens militaire missies gesteund waarbij die steun later geheel of gedeeltelijk is ingetrokken. Om dat in de toekomst te voorkomen beveelt Pas de fractie aan om (1) juist vanwege de scepsis bij de achterban over militaire missies tijdig het debat met die achterban aan te gaan; (2) te zorgen voor een helder afwegingskader dat doorlopen moet worden en waarbij dus als vanzelf een gedegen analyse van de ins en outs van het betreffende conflict aan de orde komt; (3) terughoudend te zijn met het stellen van additionele voorwaarden.

Bram van Ojik neemt de publicatie 'Burgers beschermen. GroenLinks van Koude Oorlog naar humanitaire interventie' in ontvangst van auteur Gerrit Pas.
Bram van Ojik neemt de publicatie 'Burgers beschermen. GroenLinks van Koude Oorlog naar humanitaire interventie' in ontvangst van auteur Gerrit Pas. Foto's: Erica Meijers

In zijn reactie op deze introductie en het boekje zelf vertelt Bram van Ojik dat hij in het debat in de Tweede Kamer over IS nog eens duidelijk heeft gemaakt dat GroenLinks militaire missies niet zoals de SP op voorhand uitsluit, maar ook niet koste wat kost steunt (zoals een aantal andere partijen). De verontwaardiging dat Nederland niet door de VS was gevraagd om mee te doen aan de operatie deelt GroenLinks niet. Verder is GroenLinks van mening dat een militaire operatie soms noodzakelijk kan zijn, maar wel altijd als onderdeel van een bredere strategie waar ook humanitaire, sociaaleconomische- en diplomatieke maatregelen toe behoren. Daarin moet militair ingrijpen zijn ingebed. Dat betekent dat je als partij toch additionele voorwaarden aan een militaire missie stelt.

Militair historicus Christ Klep stelde in zijn reactie op het boekje dat de kern van het hele verhaal eigenlijk al op pagina 21 te vinden is. Daar erkent Leoni Sipkes, nadat ze stevige kritiek vanuit de partij heeft gehad op het door haar verwoorde fractiestandpunt om in 1991 géén Patriotraketten naar Israël te sturen, haar vergissing met de uitleg dat ze "te veel geredeneerd [heeft] vanuit theoretische inzichten en te weinig rekening gehouden met de praktische humanitaire aspecten".

Van Ojik stelde overigens in de discussie dat de door Pas genoemde "zwabberkoers" van GroenLinks alleen voorkwam bij aanvankelijke instemming met een militaire missie die later weer werd ingetrokken en niet andersom; maar bij het allereerste voorbeeld van heftige discussie binnen de partij is dat dus juist niet het geval: de Tweede Kamerfractie stemde in dat geval aanvankelijk tegen een militaire missie en paste later onder druk vanuit de partij haar standpunt aan.

Klep neemt waar dat GroenLinks worstelt met de vraag hoe militaire macht is in te zetten om goed te doen en daagt de partij uit om het antwoord op deze vraag niet te blijven zoeken in het (her)formuleren en aanscherpen van criteria (want die heb je al en zijn al tamelijk helder) maar met elkaar na te denken over hoe een krijgsmacht eruit zou moeten zien die aan je ideaalbeeld voldoet. Het is de hoogste tijd voor die discussie terwijl GroenLinks de discussie die nu van start gaat in feite al lang heeft gevoerd.

GroenLinks stelt dat "burgers beschermen" de belangrijkste taak van de krijgsmacht zou moeten zijn, maar geeft niet aan hoe dat geconcretiseerd zou moeten worden, aldus Klep. In de bestaande militaire doctrines kom je ook erg weinig tegen over de Responsibility to Protect of de Protection of Civilians. De enige keer dat het daarover gaat is bij de evacuatie van burgers, maar dan gaat het om de inzet van het leger bij het evacueren van eigen burgers bij een gewapend conflict en niet om het evacueren of beschermen van de lokale bevolking.

Als je echt werk wilt maken van de bescherming van alle burgers en je krijgsmacht daar ook voor beschikbaar wil stellen zal je uit moeten gaan van een kosmopolitisch mensbeeld waarin een Afghaans leven evenveel waard is als een Nederlands leven en waarin je dus aanvaardt dat een Nederlandse militair mag sneuvelen om een Afghaan het leven te redden. Wat we in de praktijk zien is echter juist het tegenovergestelde: risicomijding. Onze militairen mogen vooral niet sneuvelen in de strijd om verheven doelen te realiseren. Dat heeft ook weer alles met de discussie over drones te maken.

Als laatste spreker schetste Johanna Schneegaß van het Niederlande Institut aan de Westfaalse Wilhems-Universität in Münster de voorlopige resultaten van haar vergelijkend promotieonderzoek tussen de discussies over vrede en veiligheid van GroenLinks en haar Duitse zusterpartij Bündnis 90 / die Grünen. Het dilemma tussen het oorspronkelijk pacifistisch gedachtegoed en de gevoelde verantwoordelijkheid om desnoods met militaire middelen burgers te beschermen wordt in Duitsland verwoord in de tweeledige kreet "Nie wieder Krieg. Nie wieder Auschwitz." Deze kreet deed het in de naoorlogse jaren heel goed, maar tegen de achtergrond van het etnisch geweld in voormalig Joegoslavië in de jaren '90, wordt de spanning tussen deze twee wensen steeds duidelijker.

In navolging van de Bündnis 90 / die Grünen politicus Ludger Volmer onderscheidt Schneegaß binnen het Grünen-pacifisme de posities "radicaal pacifisme" (vooral aangetroffen bij de "Fundis"), "nucleair pacifisme" (wel tegen kernwapens maar niet tegen conventionele bewapening, vooral aangetroffen bij de "Realos") en "politiek pacifisme". Deze laatste stroming probeert een brug te slaan tussen de twee andere posities.

Het radicaal pacifisme is volgens de politiek pacifisten een na te streven ideaalbeeld dat op termijn gerealiseerd zou moeten worden, maar daartoe moeten in onze nog-niet perfecte wereld eerst stappen worden gezet die dichter bij het nucleair pacifisme liggen. Het is de stroming die in de loop der tijd van een gedeelde opvatting met Fundis naar een gedeelde opvatting met de Realos is verschoven. Deze ontwikkeling zou kunnen verklaren hoe in de loop van de afgelopen 25 jaar binnen Bündnis 90 / die Grünen steeds meer steun kwam voor militaire interventies.

In de discussie vraagt GroenLinks-Europarlementariër Judith Sargentini naar aanleiding van een opinieartikel van de door Schneegaß veelvuldig genoemde Joschka Fischer naar de thans lopende discussie over wapenleveranties aan de Koerden. Die wapens kunnen immers tijdens of na de strijd tegen IS ook in verkeerde handen vallen of voor heel andere doeleinden worden gebruikt.

Hoe moet je omgaan met het gevoel dat zegt dat je iets moet doen en het verstand dat eist dat je handelen ook doelmatig en verantwoord is? Het antwoord van Christ Klep is dat je soms risico's moet nemen en moet handelen, ook al zijn de denkbare gevolgen mogelijk ernstiger dan het kwaad dat je op dat moment wilt bestrijden.

GroenLinks-Europarlementariër Judith Sargentini stelt een vraag aan het panel.Een andere aanwezige, John Horowitz, heeft grote moeite met het feit dat we onszelf altijd als de goede partij in een conflict beschouwen met integere bedoelingen en de andere partij louter als het kwaad. Hij mist een kritische reflectie op ons eigen handelen in de wereld en mist dat ook in de inbreng van GroenLinks. Karel van Broekhoven, oud-voorzitter van de Midden-Oostenwerkgroep van GroenLinks, stelt naar aanleiding van de presentatie van Johanna Schneegaß dat de verschillende interventies die door Bündnis 90/die Grünen werden gesteund door haar ten onrechte op één lijn worden geplaatst.

De interventie in Afghanistan had niets met een humanitaire operatie te maken maar was een vergeldingsactie van de Verenigde Staten voor de aanslagen van 11 september. Je moet de overwegingen van Bündnis 90/die Grünen (en ook van GroenLinks) om met die militaire operatie in te stemmen dus los zien van de discussie in de jaren '90 over humanitaire interventie. Volgens hem was coalitiedwang toen de grootste drijfveer en dat is eigenlijk wel de slechtste doorslaggevende overweging die je kunt hebben als het om oorlog en vrede gaat.