De middag begint met Daniëlle Hirsch, directeur van de ontwikkelingsorganisatie Both Ends, die ons meeneemt naar Argentinië waar het landschap de laatste jaren schrikbarend is veranderd. De koeien en verse groenten hebben plaats moeten maken voor een monocultuur van soja.

De kleine boeren zijn van het land weggekocht, bossen zijn gekapt en grote sojaplantages kwamen ervoor in de plaats. Deze plantages staan symbool voor de problemen van ons voedselsysteem. De monoculturen en bio-industrieën die afhankelijk zijn van pesticiden vormen een bedreiging voor de menselijke gezondheid en het klimaat. 

De problemen van het huidige voedselsysteem gaan over macht en distributie. Voor een oplossing moeten vijf stappen worden gezet. We moeten beginnen met de waarheid onder ogen te zien: Nederland is deel van het probleem, niet enkel de oplossing. Als we dit erkennen kunnen we een visie ontwikkelen waarin we respect tonen voor de mensen die ons voedsel produceren en in solidariteit handelen. Dit brengt ons bij een volgende stap: netwerken. We moeten mensen bij elkaar brengen om lokale realiteiten en mondiale discussies te verbinden. Tot slot moeten we kritisch staan tegenover de kennis die we hebben en hoe we deze inzetten. 

Piek-landgebruik 

Na het vurige betoog van Hirsch is de beurt aan wetenschapsjournalist Hidde Boersma. Hij presenteert een heel andere oplossing voor een duurzaam voedselsysteem, geïnspireerd door het ecomodernisme. Hij acht de mens inventief genoeg om voldoende voedsel te produceren binnen ecologische grenzen. Op dit moment is het probleem echter dat de natuur sterk lijdt onder de menselijke activiteiten. Als de wereldbevolking blijft groeien en de westerse levensstijl volgt, ontstaat er een voedseltekort in de toekomst. Hoe kunnen we een welvarende, groene planeet met voldoende voedsel voor iedereen realiseren?

Boersma ziet twee opties: land sparing of land sharing. Land sparing betekent kiezen voor intensieve landbouw, opdat er meer land overblijft voor natuurgebieden. Land sharing betekent juist een keuze voor een extensievere, natuurinclusieve landbouw. Daarvoor is meer land nodig, maar op deze landbouwgrond is ook meer ruimte voor biodiversiteit. 

Boersma kiest voor de eerste optie van land sparing. Volgens hem moeten we inzetten op ‘piek-landgebruik’ waarbij met zo min mogelijk landbouwgrond zo hoog mogelijke voedselopbrengsten worden verwezenlijkt. Dat betekent dat we vanuit de intensieve landbouw moeten redeneren om die vervolgens te verduurzamen. Innovatie en mechanisering zijn hierbij de sleutelwoorden. Zo’n beleid kiest dus voor een scheiding tussen landbouw en natuur. Dankzij de intensieve landbouw blijft er voldoende ruimte voor natuurgebieden, zeker als de bevolking zich concentreert in stedelijke gebieden. Urbanisatie leidt tot beter onderwijs en betere voorzieningen en draagt bij aan welvaart. 

Complexe rassen

Edith Lammerts van Bueren, senior onderzoeker bij het Louis Bolk Instituut en hoogleraar aan de Universiteit Wageningen, wijdt haar bijdrage aan het ambacht van het planten veredelen. Nederland is een grote speler in de plantenveredeling, zowel qua ontwikkeling van nieuwe rassen als qua productie van zaden voor de markt. Veredeling is een lang proces van zo’n tien jaar. Daarom is vooruitdenken erg belangrijk. Maar marktwensen kunnen snel veranderen, waardoor er druk komt om veredelingsprocessen te versnellen.

Bovendien is veredeling kapitaalintensiever geworden, wat leidt tot het (te) snel inzetten van nieuwe rassen die maar kort meegaan. Daarbij komt dat stijgende kosten veredelaars er toe brengen octrooi aan te vragen op hun rassen, waardoor ze niet langer gebruik kunnen maken van elkaars variaties en innovatie wordt afgeremd. Dat is betreurenswaardig, zeker met het oog op klimaatverandering. We hebben complexe rassen nodig die bestand zijn tegen droogte en erosie. 

Veredeling is belangrijk voor een duurzame voedselindustrie, maar het is wel van belang dat veredeling op de juiste manier wordt toegepast. Daarom zijn er verschillende denkrichtingen nodig binnen de veredeling, van gangbaar tot biologisch, die openstaan voor elkaars technieken. Het moet mogelijk blijven voor veredelaars en telers om rassen uit te wisselen, om zo de rasdiversiteit te vergroten. Kortom, willen we dat veredeling efficiënt bijdraagt aan een duurzaam voedselsysteem dan moeten we ons niet enkel richten op nieuwe technieken, maar ook op wetgeving die uitwisseling en innovatie bevordert, ook met betrekking tot andere samenwerkings- en verdienmodellen.

Natuurinclusieve landbouw

Nadat de verschillende sprekers vanuit hun eigen expertise hun visie hebben gegeven op het voedselvraagstuk, probeert Rik Grashoff, Tweede Kamerlid voor GroenLinks, lessen te trekken voor de dagelijkse politiek. Allereerst onderstreept hij, verwijzend naar het betoog van Hirsch, de internationale dimensie van het voedselvraagstuk. Hij benadrukt de rol van handelsverdragen. Nederland is namelijk het land met de meeste handelsverdragen. Deze verdragen kunnen veel schade aanrichten - denk aan CETA en TTIP - maar kunnen ook gebruikt worden om mensenrechten, werkomstandigheden en het klimaat te beschermen. 

Grashoff ziet de door Boersma geschetste tegenstelling tussen land sparing en land sharing niet zo zwart-wit. Nee, GroenLinks is niet wars van technologische innovatie en kiest niet enkel voor biologische landbouw. En ja, we moeten nadenken over efficiëntere landbouw. De toekomstbestendigheid van de landbouw vormt echter een reden, zeker in Nederland, om te kiezen voor natuurinclusieve landbouw, ook als deze iets minder opbrengst levert. Grashoff is het met Boersma eens dat de efficiëntie van de landbouw in Afrika nog verhoogd kan worden, maar we moeten ons wel afvragen wat de rol van Nederland hierbij is. We moeten voorkomen dat Afrika, in navolging van Argentinië, aan Monsanto wordt verkocht. 

In aansluiting op het betoog van Lammerts benadrukt Grashoff dat GroenLinks kritisch is over genetische modificatie van gewassen. Maar het is wel van belang dat we de ontwikkelingen bijhouden op het gebied van plantenveredeling, zeker met het oog op klimaatverandering. Een tweede belangrijk thema op dit gebied is de tegenstelling tussen kwekersrecht en octrooi. Alle fracties in de Tweede Kamer zijn het erover eens: octrooi op zaden moeten we niet willen en kwekersrecht moet blijven bestaan. Nederland dient zich hier sterk voor te maken binnen de Europese Unie en oppassen dat het kwekersrecht niet in het gedrang komt bij het sluiten van handelsverdragen. 

Waarom wordt het voedselprobleem niet aangepakt? Allereerst is het een complex vraagstuk dat gaat over gevoelige zaken als de verdeling van voedsel, minder verspilling, minder vlees eten en machtsrelaties. De innovatie die Nederland kan verwezenlijken ligt niet in de intensivering van de landbouw, maar in de verbetering van de relatie tussen landbouw, natuur en handel. Momenteel zijn er teveel machtige spelers die een transitie in de weg staan. Belangenorganisaties van boeren zoals LTO Nederland, dringen steeds weer aan op regeltjes die de gangbare landbouw beschermen. Rabobank investeert in megastallen over de grens. Grashoff ziet ook hoopvolle ontwikkelingen. Consumenten zijn kritischer over voedsel en kiezen meer voor biologisch. Er komen steeds meer stadslandbouwprojecten die ons laten zien waar ons voedsel vandaan komt. 

Keuzes 

De conferentie heeft geen eenduidig pad opgeleverd naar een eerlijk en duurzaam voedselsysteem. De sprekers hebben wel een aantal keuzes scherp gesteld. Gaan we werken aan een toekomst waarin we allemaal hutjemutje in de stad leven en onze vrije tijd kunnen besteden in uitgestrekte, ongerepte natuurgebieden? Vergeten we dan niet de mensen die op het land leven, ook aan de andere kant van de wereld? Of kiezen we voor natuurinclusieve landbouw, waarbij voedselproductie en biodiversiteit hand in hand gaan, maar we extra kritisch moeten zijn op de westerse overconsumptie van voedsel? Eén ding is duidelijk: we moeten minder vlees consumeren.