In de zorg verschijnen steeds meer robots. Die kunnen een uitkomst zijn voor ouderen die zelfstandig willen blijven wonen. Zorgrobots kunnen vergeetachtige senioren helpen hun medicijnen op tijd te nemen en hen herinneren aan afspraken. Ze kunnen een doktersconsult regelen of een videogesprek met familieleden.
Maar hoe bedilzuchtig mag een robot zijn? Mag een robotrollator tegen een tachtigplusser zeggen: ‘We gaan pas buiten wandelen als u uw pillen heeft geslikt?’ Wij vinden van niet. Deze situatie vraagt om ingrijpen door een zorgverlener van vlees en bloed, iemand met tact en empathie. De menselijke waardigheid wordt aangetast als machines de baas over ons gaan spelen.
Ook overheden passen steeds vaker kunstmatige intelligentie toe. Sommige gemeenten gebruiken een computerprogramma dat tracht te voorspellen, op basis van allerlei persoonsgegevens, welke jongeren uitvallen op school of het boevenpad op gaan. Deze jongeren krijgen gemeenteambtenaren op bezoek. Die weten ook niet precies hoe de computer besluit wie een risicojongere is. Daarvoor is het programma ‘te ingewikkeld’.
Stigma
Er komen steeds meer ‘zelflerende’ computerprogramma’s, waarbij zelfs de programmeur niet kan achterhalen hoe de besluitvorming verloopt. Voor iemand die door de computer op het verkeerde lijstje is gezet - bijvoorbeeld dat van ‘risicojongeren’ - wordt het lastig om dat stigma kwijt te raken. De computer zegt het nu eenmaal. Er is geen mens die verantwoording af kan leggen over het genomen besluit. Het is Kafka ten voeten uit. Ook hier dreigt kunstmatige intelligentie ons te overheersen in plaats van te ondersteunen.