Werk maken van brede welvaart

Vier keer per jaar wordt een aantal Amerikanen opgesloten in een beveiligde kamer op 4600 Silver Hill Road, net buiten Washington DC. De kamer is niet verbonden met het internet en er is slechts één telefoon waarmee onder toezicht mag worden gebeld. De mensen in de kamer werken aan een heel belangrijk rapport. Pas om zes uur ’s avonds mogen ze naar huis.

Dit klinkt als een scène bij een inlichtingendienst zoals de CIA of FBI, alleen zijn de deelnemers geen geheim agenten maar statistici. Ze ronden de berekeningen af van de groei van het bruto binnenlandse product (bbp), oftewel de economische groei. Hun beknopte rapport sturen ze eerst naar de Amerikaanse president voordat het publiek wordt gemaakt.

De extreme geheimhouding is noodzakelijk vanwege het grote belang van het cijfer. Als iemand dat rapport in handen krijgt voordat het openbaar wordt gemaakt, zou dat bijvoorbeeld heel lucratief kunnen zijn op de beurs.

De cijfers hebben daarnaast nog meer impact. Politici en beleidsmakers zijn met name benieuwd naar de verwachte groei omdat de indruk bestaat dat het succes van de regering, en dus de kans op herverkiezing, vooral afhangt van dit cijfer. Het cijfer krijgt steevast een prominente plek in berichtgeving door media. Consequent geeft het bbp twee signalen af: 1. de economie is belangrijk en 2. de economie moet groeien.

    Illustratie welzijn
    Illustratie: Sjoerd van Leeuwen

    Alternatieven voor het bbp

    Al decennialang is bekend dat het bbp geen maatstaf is voor de welvaart van een land. Vandaar dat economen, ngo’s, onderzoeksinstituten en statistische bureaus al vijftig jaar allerlei alternatieven voorstellen. De teller staat inmiddels op enkele honderden meetsystemen. De bekendste zijn het Duurzaam Nationaal Inkomen, de Happy Planet Index, Subjective Wellbeing, de Human Development Index, de Genuine Progress Indicator, de Ecological Footprint en de Sustainable Development Goals.

    Deze meetsystemen genereren niet allemaal dezelfde uitkomsten. Ook de gehanteerde terminologie is vaak verschillend: er bestaat geen eenduidige definitie van begrippen zoals ‘welzijn’, ‘duurzame ontwikkeling’ en ‘brede welvaart’. De publicatie van deze cijfers is ook veel minder strak geregeld. Ze worden zelden per kwartaal uitgebracht en zijn ook veel minder actueel dan de economische cijfers.

    De media pikken ze ook lang niet zo vaak op. Dat komt niet alleen door de geringe bekendheid, maar ook door het gebrek aan voorspelbaarheid van het moment waarop de publicaties verschijnen. Journalisten kunnen zich er veel minder op voorbereiden dan op de publicatie van het bbp.

    Leren van het bbp

    Om de rol van welzijn en duurzaamheid te vergroten bij het meten van de welvaart van een land, is dus een nieuwe strategie nodig. Hiervoor kunnen we prima leren van de economen die hebben bijgedragen aan het succes van het bbp. De eerste succesfactor is internationale harmonisatie. Het bbp is in de jaren dertig ontwikkeld om de invloed van de Grote Depressie te kunnen meten en te bepalen hoe herhaling kon worden voorkomen.

    Economen in diverse landen kregen als opdracht de omvang van de economie te meten, wat het startschot gaf voor het bbp. Maar we hebben het aan de VN te danken dat het bbp dé wereldwijde maatstaf van vooruitgang is geworden. De VN heeft het handboek opgesteld waarin staat beschreven hoe het bbp, overal ter wereld, gemeten dient te worden. Daardoor heeft de term ‘economische groei’ overal ter wereld dezelfde lading en kunnen we onszelf vergelijken met andere landen.

    Een tweede reden voor het succes is ietwat technisch: het bbp is onderdeel van een enorm stelsel van nationale rekeningen, het System of National Accounts (SNA). Het bbp is dus slechts het topje van de ijsberg. Economische begrippen zoals ‘consumptie’, ‘productiviteit’, ‘investeringen’, ‘invoer’ en ‘uitvoer’ zijn allemaal vertegenwoordigd in het SNA. Dit handboek fungeert zo als een wereldwijde gemeenschappelijke taal voor economen en zorgt voor effectieve onderlinge communicatie.

    Het maakt ook modellering mogelijk: voor een voorspelling van bijvoorbeeld het Centraal Planbureau voor economische groei, is informatie uit het hele stelsel nodig. Bbp-cijfers alleen volstaan niet.

    Deze twee succesfactoren hebben van het bbp een solide fundament gemaakt voor de wereldwijde macro-economische gemeenschap en voedt wetenschappelijk kennis, statistieken, beleidsadviezen en maatschappelijk debat. Miljoenen mensen over de hele wereld werken aan de productie van het bbp, of gebruiken het cijfer in wetenschap, beleid of media.

    Miljarden burgers over de hele wereld worden vervolgens met deze inzichten overladen. Je kunt met recht zeggen dat er sprake is van een ‘bbp-multinational’, een wereldwijde megafoon die het ‘groei-denken’ propageert.

    De wereld van ‘de alternatieven’ komt niet eens in de buurt van dit professionalisme. Het is op zijn zachtst gezegd een chaos. De berekeningen bevatten te veel verschillende indexen, termen en inconsistenties. De te volgen strategie ligt dan ook voor de hand: we hebben ook voor welzijn en duurzaamheid een geïnstitutionaliseerde gemeenschap nodig, met internationaal afgestemde definities.

    De VN kan hierin het voortouw nemen door een rekeningenstelsel in te richten voor het berekenen van welzijn en duurzaamheid, dat net zo professioneel is als het bbp en dit cijfer uiteindelijk kan vervangen.

      “ Dankzij de VN is het bbp dé wereldwijde
      maatstaf van vooruitgang ”

      Kapitaalbenadering of SDGs  

      We hoeven zeker niet bij nul te beginnen. Sterker nog: er ligt al vijftig jaar aan wetenschappelijk onderzoek en data om dit nieuwe systeem op te bouwen. Drie prominente methoden kunnen als basis dienen.

      De eerste is een voorstel van milieueconomen: de Genuine Progress Indicator (GPI), die corrigeert voor alle aspecten die niet door het bbp worden gemeten. Milieuschade wordt bijvoorbeeld niet meegenomen in het bbp, de GPI doet dat wel. De milieuschade moet dan wel in geld worden uitgedrukt. Ook positieve bijdragen aan welvaart (zoals vrije tijd) die niet in het bbp worden opgenomen, zijn onderdeel van de GPI.

      De tweede optie is de kapitaalbenadering, die onder andere door de Wereldbank en het CBS wordt gebruikt. Deze methode gaat ervan uit dat de maatschappij verschillende hulpbronnen bezit: naast economisch en financieel kapitaal is er ook natuurlijk, sociaal en menselijk kapitaal. Deze hulpbronnen vormen de basis van de welvaart van de huidige generatie. Daarnaast laten we een bepaalde hoeveelheid kapitaal achter voor onze kinderen en kleinkinderen. Met name op het vlak van natuurlijk kapitaal schuiven we momenteel enorme problemen door naar volgende generaties.

      De kapitaalbenadering kan verschillende vormen krijgen. De Wereldbank drukt de waarden van de verschillende soorten kapitaal uit in euro’s. Het CBS echter drukt binnen de kapitaalbenadering de verschillende kapitaalvormen gewoon uit in hun eigen eenheden. Menselijk kapitaal wordt dan bijvoorbeeld gemeten en uitgedrukt in opleidingsniveau.

      De derde mogelijke weg neemt de Sustainable Development Goals (SDGs) als basis, de zeventien doelen met 169 onderliggende doelstellingen die alle landen onder leiding van de VN hebben afgesproken. Deze doelen kun je zien als een soort coalitieakkoord waarin de belangrijkste mondiale problemen zijn vastgelegd mét bijbehorende oplossingen. We weten hoe lastig het is om alleen al binnen Nederland tot een coalitieakkoord te komen, dus een wereldwijd akkoord is een behoorlijke prestatie van de VN.

      Het voordeel van de economische methoden - GPI en de kapitaalbenadering - is dat ze ook onderdeel zijn van een rekeningenstelsel. Ze kunnen zo als basis dienen voor modellering en beleidsadviezen en kunnen in één index uitgedrukt worden. De SDGs hebben daarentegen geen onderliggend model. Een ander nadeel is dat 169 indicatoren communicatief veel minder sterk zijn dan één index. Het grote voordeel van de SDGs is weer dat de doelstellingen gezamenlijke afspraken zijn van VN-lidstaten. Er bestaat dus al brede overeenstemming over wat ‘welzijn’ inhoudt.

      Deze drie methoden bieden een startpunt voor een nieuw rekeningenstelsel met twee kernindicatoren: eentje voor het welzijn van de huidige generaties, en eentje voor toekomstige welvaart. Het nadeel van het kopiëren van economische modellen is dat economen nogal gewend zijn om alles in geld uit te drukken.

      Deze methoden zijn daardoor wat minder geschikt voor sociale thema’s – hoeveel zou je over hebben voor je vrienden, familie of partner? Daarnaast zijn deze methoden minder inzichtelijk als het gaat om planetaire grenzen – hoe groot is de financiële schade als we in 2100 in een wereld leven waarin het vier graden warmer is? Daarom moeten er ook methoden worden toegevoegd die niet gebaseerd zijn op geld, maar op psychologische kennis en de natuurwetenschappen. 

      De logistieke uitdaging zal duidelijk zijn: naast het bbp moet ook dit meetsysteem ieder kwartaal door alle landen worden gepubliceerd. Het systeem moet ook in wetenschap, onderwijs en beleid worden doorgevoerd. Het moet net als het bbp de status krijgen van een multinational en in die hoedanigheid kunnen concurreren met het bbp.

      “ Hoe groot is de financiële schade van
      een wereld waarin het vier graden warmer is? ”

      Hogere status leraar en overheid

      Het nieuwe meetsysteem zal ertoe leiden dat de maatschappelijke focus verschuift van ‘economie’ naar ‘welzijn’ en ‘duurzaamheid’. Het bbp wordt nog steeds gepubliceerd, maar het belang dat eraan wordt gehecht is veel minder. Het persbericht over welzijn en duurzaamheid belandt op de voorpagina’s, het berichtje over de economie ergens op pagina 7. Maar hoe verandert dat de maatschappij?

      Het aanzien van bepaalde beroepen zal veranderen. Onder invloed van het economisme is de status van de leraar de afgelopen decennia enorm afgenomen terwijl die van de beurshandelaar is gestegen. Bij de beurshandelaar kun je zien hoeveel geld hij of zij verdient met aandelentransacties. Dat is in geld uit te drukken en de perceptie is dat dit de ‘waarde’ is die een beurshandelaar toevoegt. Het aantal uren dat een leraar voor de klas staat en zijn of haar salaris zijn wel te kwantificeren, maar de waarde van goed opgeleide, onafhankelijke en zelfverzekerde kinderen is veel lastiger te bepalen, zeker wanneer deze in geld moeten worden uitgedrukt.

      De nieuwe rekenmethoden moeten op een veel bredere manier duidelijk maken welke bijdrage iedereen levert aan ons gezamenlijke welzijn. Dat zal leiden tot een herwaardering van de status en beloning van diverse beroepen.

      Het zal ook leiden tot een nieuwe kijk op de bijdrage van bedrijven aan welzijn en duurzaamheid. Als momenteel een farmaceutisch bedrijf de prijs van zijn gepatenteerde kankermedicijn verzesvoudigt, heeft dat een positief effect op het bbp. Als een bedrijf de productie verhoogt en daardoor steeds meer CO2 uitstoot, is dat goed voor het bbp. Vanuit deze beperkte bril is er ‘waarde’ gecreëerd. Met de nieuwe maatstaven krijgen we veel beter zicht op de echte waarde die bedrijven creëren. Er zal nieuw beleid moeten komen dat bedrijven vervolgens afrekent op de echte waarde in plaats van de financiële winst.

        “ De bijdrage van de overheid blijft vaak
        onzichtbaar, omdat de nadruk ligt op hoeveel geld zij kost ”

        De nieuwe methoden zorgen ook voor het besef dat welzijn en duurzaamheid het resultaat zijn van een teamprestatie. Het economisme heeft het individualisme vergroot en ertoe geleid dat successen aan individuele personen of bedrijven worden toegekend.

        In werkelijkheid zijn het vele spelers die gezamenlijk waarde creëren. Dit zal ook leiden tot een herwaardering van de rol van de overheid. Vaak blijft deze bijdrage onzichtbaar omdat de nadruk vooral ligt op hoeveel geld de overheid wel niet kost.

        Een overheid levert echter een zeer wezenlijke basis voor het creëren van welzijn en duurzaamheid, onder andere via (investeringen in) onderwijs, gezondheid en wetenschappelijk onderzoek.

        Leren van Nieuw-Zeeland

        Nederland heeft een goede uitgangspositie om zich in te zetten voor een maatstaf voor welzijn en duurzaamheid. De Miljoenennota van dit jaar begon met de zin: ‘Het kabinet streeft naar het vergroten van de welvaart in brede zin, want een goed leven vraagt om meer dan economische groei en koopkracht.’ Het CBS publiceert ieder jaar de Monitor Brede Welvaart (MBW) en deze wordt op ‘verantwoordingsdag’ de basis om terug te kijken op het afgelopen jaar. Ook wordt brede welvaart steeds meer gebruikt als basis voor gemeentelijk en regionaal beleid.

        Sommige landen zijn nog verder. Nieuw-Zeeland diende vorig jaar een begroting in die was gebaseerd op welzijn en kwaliteit van leven, waaronder van kinderen en de Maori-bevolking: the Wellbeing Budget. Nieuw-Zeeland en andere vooruitstrevende landen werken samen in de Wellbeing Economy Governments (WEGo), en Nederland zou zich daarbij moeten aansluiten.

        Ook moet in Nederland veel meer ruimte komen voor experimenten om brede welvaart in het beleidsproces op te nemen: het maken van een welzijnsbegroting, het kiezen van de landelijke prioriteiten op basis van welzijn en het formuleren van beleid bezien vanuit een welzijnsperspectief.

        Tot slot moet het besef doordringen dat de dominantie van het bbp een wereldwijd probleem is. We kunnen dit probleem niet oplossen als we alleen in Nederland een alternatief systeem ontwikkelen. Nederland zou dan ook samen met de WEGo-landen moeten lobbyen bij de VN voor een vervanger van het almachtige bbp, om echt werk te kunnen maken van een duurzame welzijnsmaatschappij.

        Literatuur

        • Hoekstra, R., Replacing GDP by 2030: Towards a Common Language for the Well-Being and Sustainability Community, Cambridge University Press 2019.
        • Mazzucato, M., The Value of Everything: Making and Taking the Global Economy, Allen Lane 2018.
        • Piketty, T., Capital in the Twenty-First Century, The Belknap Press of Harvard University Press 2014.
        • Raworth, K., Doughnut Economics: Seven Ways to Think Like a 21st-Century Economist, Penguin 2017.
        • WCED, Our Common Future – Report of the World Commission on Environment and Development, Oxford University Press 1987.