Dit kunnen wij alleen maar toejuichen. Maar het is de vraag of een wijkgerichte aanpak überhaupt een geschikte manier is om onderwijsachterstanden en werkloosheid op te lossen.

Het krachtwijkenbeleid is bepaald niet onomstreden. Sinds de start in 2007 verschenen tal van kritische rapporten. Ook het Wetenschappelijk Bureau GroenLinks deed een duit in het zakje met Banen of Barbecues? Kanaleneiland als case study van het wijkbeleid (2009). We concludeerden toen al dat het krachtwijkenbeleid leidt tot het blindstaren op de wijk als hét schaalniveau waarop allerlei maatschappelijke problemen kunnen worden opgelost.

Terwijl niet alle problemen die zichtbaar worden in de wijk ook het beste binnen de grenzen van de wijk kunnen worden aangepakt. Zo is het stimuleren van de wijkeconomie met als doel de werkgelegenheid in de wijk te vergroten waarschijnlijk niet de meest effectieve maatregel om mensen aan een baan te helpen. Veruit de meeste mensen werken niet in de wijk waar ze wonen. En met selectief investeren in scholen die in een krachtwijk staan, bereik je niet alle kinderen en jongeren uit de wijk die kampen met leerachterstanden. Tenminste een deel van hen gaat ergens anders naar school.

In het Wijkactieplan voor Kanaleneiland (2008) stonden vooral projecten die de leefbaarheid en sociale cohesie in de wijk moesten versterken (de spreekwoordelijke barbecues) en was er minder aandacht voor het verbeteren van het opleidingsniveau en de arbeidsparticipatie van mensen (de banen). Uit een recente voortgangsrapportage krachtwijken van de gemeente Utrecht blijkt dan ook dat de ontwikkeling van de fysieke omgeving voorspoediger verloopt dan die van de sociaal-economische positie van individuele wijkbewoners.

In Kanaleneiland is het aantal vroegtijdige schoolverlaters zelfs gestegen en stromen minder leerlingen door naar havo/vwo. Ook de daling in het aantal werkzoekenden blijft achter bij de ambities. De door wethouder Bosch aangekondige nieuwe focus op, naast veiligheid, onderwijs en werkgelegenheid is dus niet verwonderlijk, maar zou allereerst gericht moeten zijn op investeringen in individuen en niet in wijken.

Het krachtwijkenbeleid biedt mensen in een achterstandspositie te weinig perspectief op een betere positie in de samenleving. Dat hun buurt leefbaarder wordt, is een groot gewin. Criminaliteit en verloedering moeten absoluut worden aangepakt en een gebiedsgerichte benadering ligt voor dit soort problemen ook voor de hand. Maar de vele miljoenen die in het kader van het krachtwijkenbeleid worden uitgegeven aan ontmoetingsprojecten, kunnen beter worden besteed aan extra leerkrachten op scholen met veel achterstandsleerlingen en een intensieve persoonlijke begeleiding om mensen zonder werk aan een baan te helpen.

Dat betekent investeren in individuen, in mensen, of ze nou in een achterstandswijk of een welvarende buurt wonen. Alleen langs die weg kan de reproductie van achterstand en armoede worden doorbroken. Wij hopen dat een nieuw kabinet dit meeneemt in een eventuele 'heroverweging' van de wijkaanpak.