Globaliseringsverliezers niet gebaat bij populistisch nationalisme

Wie is vandaag nog soeverein? Wie durft vandaag nog te beweren dat hij het laatste woord heeft? Toen koningen of koninginnen nog absolute macht hadden, sprak je van de soevereine vorst en zijn of haar soevereine macht. Tegenwoordig zou je een persoon of instelling met beslissende invloed nog als soeverein kunnen betitelen. Maar in democratische landen is de soevereiniteit verschoven van de vorst naar de burgers en wordt de macht gedeeld door instellingen die elkaar in evenwicht houden, in een systeem van checks and balances.

Het begrip ‘soeverein’ is het meest gangbaar in het internationaal recht: we spreken van de soevereiniteit van de nationale staat. Het gaat hier om de sinds de 16de eeuw gegroeide en nu algemeen aanvaarde regel dat de nationale staat het binnen zijn grondgebied voor het zeggen heeft. Het Handvest van de Verenigde Naties stelt daarom in zijn artikel 2 dat het Handvest gebaseerd is op ‘het beginsel van de soevereine gelijkheid van al haar leden’. Wat wil zeggen dat het soevereine gezag van alle lidstaten, groot en klein, binnen het VN-systeem dezelfde waarde heeft.

“ Om het belang van internationale samenwerking te benadrukken, hoeven we de natiestaat niet overbodig te verklaren ”

Wie de krant leest, begrijpt dat dit te mooi is om waar te zijn: some are more equal than others. De grootste, machtigste staten hebben immers in het opperste orgaan van de VN een permanente zetel en een vetorecht, waarmee ze in hun eentje ieder besluit kunnen tegenhouden. Toch koesteren ook kleinere landen hun soevereiniteit als een schild tegen ongewenste inmenging van buitenaf.

De laatste decennia evenwel knaagt er iets aan die onaantastbare nationale soevereiniteit. De wereld wordt kleiner, nationale grenzen tellen nauwelijks meer voor de door moderne technologie gedreven contacten, handels- en kapitaalstromen en criminele organisaties. Regeringen, democratisch of niet, verliezen het zicht en de greep op wat er gebeurt op hun grondgebied. De grensoverschrijdende problemen die nationale staten niet in hun eentje kunnen oplossen, van belastingontwijking tot klimaatverandering, vragen om overdracht van soevereine bevoegdheden naar bovennationale organisaties en bestuursvormen. En tenslotte krijgen individuele burgers vanuit die supranationale platforms meer rechten om hun nationale overheid tot de orde te roepen, bijvoorbeeld via het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.

Rancune

Nationale soevereiniteit lijkt dus niet langer een voorwaarde, maar eerder een obstakel voor de bescherming van het individu en de samenleving. Maar tegelijkertijd zien we veel kiezers vluchten naar de geborgenheid van het ‘nationale fort’. De wijde open wereld met haar onderlinge afhankelijkheden produceert angsten en frustraties – mede omdat de voor- en nadelen van globalisering niet gelijkelijk verdeeld zijn over alle bevolkingsgroepen.  

Populistische politici, van Trump tot Wilders, spelen hier gretig op in. Zij beloven herstel van de nationale soevereiniteit, waarbij en passant allerlei minderheden en andersdenkenden worden uitgesloten van het soevereine ‘volk’. Zij minachten internationale organisaties, of het nu de NAVO is of de EU. Zij zien de internationale politiek als een zero-sum game, waarbij de winst van de ene staat het verlies voor de andere is. En uiteraard wordt het eigen land, in deze visie, voortdurend tekortgedaan. Het populistische discours is doorspekt van rancune tegenover het buitenland. America first!

“ Zo bezien zijn de burgers die zich als verliezers van de globalisering zien niet zozeer gediend met herstel van de nationale soevereiniteit ”

Zo’n politiek kan alleen maar op confrontaties uitdraaien, als populisten de macht krijgen. Amerika eerst, Nederland eerst en dan ook nog La France d’abord, het gaat moeilijk samen. Een ‘internationale van het nationalisme’ gaat al gauw aan haar tegenspraken ten onder. Zie hoe moeizaam de samenwerking tussen extreem-rechtse partijen in het Europees Parlement verloopt.

Zal de wal het schip keren? Alleen al omdat de mondiale uitdagingen die door populisten nu vaak ontkend worden – klimaatverandering voorop – wel degelijk dwingen tot internationale samenwerking? Kunnen de kosmopolitische tegenstrevers van de populisten, zoals de Groenen, die ontwikkeling bespoedigen door de verhouding tussen nationale staten en internationale organisaties opnieuw te definiëren?

Gedeelde soevereiniteit

Om het belang van internationale samenwerking te benadrukken, hoeven we de natiestaat niet overbodig te verklaren. Deze is en blijft in veel gevallen het geijkte platform voor besluitvorming over de publieke zaak. Waar de doorzettingsmacht van elke afzonderlijke staat ondermijnd wordt door grensoverschrijdende problemen, biedt juist internationale samenwerking de mogelijkheid om die doorzettingsmacht te herstellen.

Door binnen internationale organisaties af te spreken dat multinationals weer belasting gaan betalen, krijgen staten meer armslag om de vruchten van globalisering eerlijker te verdelen. Dat is geen ondermijning van soevereiniteit, maar herstel van soevereniteit door deze te poolen in een groter verband dat sterker staat tegenover de krachten van de mondiale markt.

Het recente (en rijkelijk late) offensief van de Europese Unie tegen belastingontwijkende bedrijven laat zien dat juist gedeelde soevereiniteit nationale overheden helpt om hun burgers te beschermen en de globalisering op een rechtvaardiger pad te brengen.

Zo bezien zijn de burgers die zich als verliezers van de globalisering zien niet zozeer gediend met herstel van de nationale soevereiniteit, als wel met herstel van het handelingsvermogen van de politiek. Daarvoor moeten we een stukje van onze soevereiniteit durven te delen met andere wereldburgers.

Het symposium ‘Wie is vandaag nog soeverein?’ vond plaats op donderdag 20 april, van 19.30 tot 22 uur, op het landelijk bureau van GroenLinks. Sprekers waren Nico Schrijver, hoogleraar internationaal publiekrecht, en Marloes Beers, universitair docent geschiedenis van de internationale betrekkingen.